Generatie 4 ( overgrootouders )

8. Louis [ouwe Lou] Weilers, geb. Amsterdam 11 nov. 1893, ged. NH Amsterdam, piccolo, kelner, hotelkelner, bedrijfsleider, horeca exploitant, † Ermelo 27 april 1983, begr. Amsterdam, Zorgvlied aan de Amsteldijk, tr. Amsterdam (kerkelijk Amsterdam [Hugenoten]) 4 febr. 1915
9. Alida [Ali, Ammie] Veul, geb. Amsterdam 11 mei 1895, fotomodel, † Amsterdam 14 april 1974, begr. Amsterdam, Zorgvlied aan de Amsteldijk.


Louis wordt geboren ‘des namiddags ten elf ure in het huis staande aan de Czaar Peterstraat 122'. Hij was de jongste van de twaalf kinderen en scheelt meer dan 19 jaar met zijn oudste zus Marie [van de zeven zussen] en ruim 12 jaar met zijn enige, in leven gebleven, broer Frans.

Als hij 5 jaar oud is overlijdt zijn vader. Louis was als kind een echte deugniet. Volgde alleen de lagere school en begon zijn werkzame leven op z'n 14e als winkelbediende. Al snel daarna werkt hij als piccolo in het Groot Badhuis te Zandvoort.

Trekt daarna, 17 jaar oud, volgens eigen zeggen naar Berlijn, waar hij tafeltjes afdweilde en glazen spoelde. In 1914 deed hij hetzelfde werk enige maanden in Florence, Italië. Achteraf gezien ook een ‘studiereis' want hij deed er zijn ideeën op voor de later op te richten 1e Nederlandse Cafetaria!

Lou stond in Florence op 't punt af te reizen naar Cairo, toen de WO I uitbrak en hij terug moest naar Nederland. Bij terugkomst werkt hij als kelner, maar hij kon toen al moeilijk een baas boven zich velen. Hoewel klein van postuur, is hij dan al een dominante persoonlijkheid. Als hij sprak, was het altijd op gedragen toon met ietwat sonoor stemgeluid, alsof hij op 't toneel iets declameerde.

Net als zijn moeder had hij heel graag aan 't toneel gewild, deed en passant toelatingsexamen voor de toneelschool, maar werd niet toegelaten.

Alida [Ali, Ammie] wordt geboren als jongste van twee dochters in de Nieuwe Spiegelstraat 26 te Amsterdam. Ze groeit op in een klein middenstands milieu. Haar vader was bakker en had een zaak in comestibelen aan het Cornelis Troostplein.

Haar grootouders hadden een herberg annex bakkerij op de driesprong aan 't Keern bij de Dorpsstraat in Zwaag, West-Friesland [zie foto].

Ali is 14 jaar oud als haar moeder overlijdt en wordt opgevoed door haar oudere zus. Ze was fijngebouwd en werkte als fotomodel voor handen en voeten. Ze leert Lou kennen op haar 17e en is direct stapelverliefd op hem. Alida / Ali of Ammie, zoals ze door haar kleinkinderen genoemd werd, was een lieve zachte vrouw, met een altijd stimulerende en positieve houding en een grote mate van innerlijke beschaving.

Na hun huwelijk wonen Lou en Ali een paar jaar in Arnhem, waar hij werkt als kelner in Trianon, de horecagelegenheid bij het Arnhems concertgebouw. Hier wordt ook hun eerste dochter Mini geboren. Bij terugkomst in Amsterdam, begin maart 1917 wonen ze een paar maanden in bij zus Mien, aan het Gerard Douplein 2. Vanaf 22 mei 1917 beheert hij het restaurant, dansclub bij de bioscoop ‘Monopole', gelegen aan het Stationsplein te Zandvoort, waar ze bij in wonen. In 1918 werkt hij bij een luxe hotel in Scheveningen, zoon Louis wordt echter in Amsterdam geboren.

[uitspanning 'het Kalfje' aan de Amsteldijk]

Op 5 februari 1921 koopt hij van zijn spaargeld het beroemde café ´t Oude Kalfje aan de Amsteldijk 254, alwaar zoon Bob het levenslicht ziet en ze vier jaar mooi wonen aan de Amstel en dat vanaf 1921 gedurende 4 jaar bekend staat als ‘Huize Bob'.

In 1923 is hij tegelijkertijd uitbater van ‘t Spinnewiel aan het Leidseplein, het ‘Centrum van Vermaak', hier traden veel bekende artiesten op.

[Vakantie Oord "Zomers Buiten" te Zandvoort]

In 1930 beheert, vooral Alida, ‘Zomers Buiten' het latere hotel ´de Schelp´ aan de Dr. Gerkestraat in Zandvoort. Toen een socialistisch vakantie oord voor arbeiders. Tegelijkertijd zijn Lou en zwager Beverdam zakenpartners in het theater Monopole op het Stationsplein. Ze moderniseren het pand en bieden er een, volgens het Zandvoorts Weekblad 'Zee en Duin' een schitterend revue programma.

Zwager Beverdam houdt 't na een jaar voor gezien, maar Lou gaat nog een paar jaar door. In 1928 wordt dochter Lida, in Amsterdam geboren, terwijl ze nog in Zandvoort wonen. Na 4,5 jaar balanceert hij op ‘t randje van een faillissement, getuige een advertentie van 26 september 1930 en keren ze terug naar Amsterdam. Wereldwijd worden die jaren de Grote Depressie genoemd ofwel de crisisjaren '30.

Vervolgens wonen en werken zij vanaf 9 september 1931 een jaar in ‘Hotel Holland' aan de Nieuwendijk 100 . De magere jaren houden aan en op 2 augustus 1932 wonen ze in de Cornelis Trooststraat 35 / 3 hoog en ‘trok' Lou steun ad Fl. 11,00 per week en zijn gezin verpauperde. Dochtertje Lida wordt ondergebracht bij de kinderloze tante Mien [oudere zus van Louis] in Maarssen. Vanaf 28 juni 1934 woont het gezin (5 personen) zelfs een half jaar in bij de familie Beverdam in de Dapperstraat 53 (een driekamer woning) en Lou en zus Rika, doen samen opnieuw een poging bij het opzetten van een nieuw bedrijf in een zijsteeg van het Damrak.

In de loop van '34 leende Lou Fl. 200,00 van vrienden en opende in de Kerkstraat ‘Petite Marmite', heel eenvoudig met wat goedkope en geleende krukjes was dit de eerste cafetaria. Als reclamestunt liet hij twee dagen achtereen alle lichten branden, terwijl de zaak nog niet open was. Zeer opmerkelijk, zo'n verspilling in die crisisjaren! Nieuwsgierig geworden journalisten pikten dit op en schreven uitgebreide artikelen. Resultaat; gratis PR en veel klandizie, de mensen stonden in de rij voor de goedkope en smakelijke maaltijden!

[de Bock - Damrak 6]

Op 18 december 1934 openen ze een 2e cafetaria in de Jonge Roelensteeg 2a, een verbindingssteegje tussen Kalverstraat en de Nieuwezijds Voorburgwal, waar het gezin boven woont. Ali vond alles prima en hielp mee, waar ze kon.

De armoede verdwijnt en in 1936 koopt Lou een pand aan het Damrak 6. Hier wordt met de grootse onderneming ‘de Bock' begonnen.

Bij het inschrijven bij het Handelsregister vroegen ze hem: "is dat een persoonsnaam? Nee, antwoordde Lou een dierennaam, maar met ck. Dat kan niet, u moet de C schrappen". Lou nam een potlood en gaf een streep door de C." Is het nu goed"? De directeur werd erbij gehaald en gaf schoorvoetend toestemming. Sindsdien hanteerde Lou opstandig en koppig als hij was, de CK met een streepje door de C. Lou is intussen leermeester van de later bekend geworden Nicolaas Kroese, van de nu nog bestaande "Eethuijsjes'.

Alle nieuwe bedrijven worden ondergebracht in Naamloze Vennootschappen. Op een bepaald moment zijn er 7 NV's. Officieel met commissarissen maar zoals in een stuk van de Amstelbrouwerij zo fijntjes omschreven wordt "gezien het specifieke karakter van de heer L. Weilers, heeft de NV nooit als zodanig gefunctioneerd". t Ging daardoor ook wel eens mis, getuige een advertentie uit 1940.

De WEMA (Weilers Exploitatie Maatschappij) was slechts een van de NV's. In sneltreinvaart schieten de nieuwe bedrijven nu uit de grond, o.a. café bar 't Gekroont Spinnewiel aan het Leidseplein 10a en cafetaria ‘De Bock' aan het Kleine Gartmanplantsoen (tegenover de Schouwburg en de Griffie).

In 1939 gaat Lou ook nog een samenwerkingsverband aan met Jean Desmet, bioscoopexploitant [ook van de pikante bioscopen] aan de Nieuwendijk 69. Lou had de oorlogsdreiging goed ingeschat en liet een aantal panden ombouwen tot vriespakhuizen. Hij kocht vanaf begin ‘39 zoveel mogelijk in. Vele honderden geslachte koeien, varkens en gevogelte werden ingevroren, daarnaast bouwde hij een enorme drankvoorraad op.‘t Was zoveel dat er nog voorraad over was voor de bevrijdingsfeesten zes jaar later!

Eind september 1943, zo lezen we in de krant ‘Het Vaderland', wordt Lou ook uitbater van de taveerne in het zojuist gerestaureerde gebouw ‘de Leeuwenburg', aan de O.Z. Voorburgwal 14, eigendom van de Vereniging Hendrick de Keyser.
Overigens werden met de flessen jenever vele malen Duitse officieren omgekocht, waardoor een aantal joodse mede-werkers en zijn zoons Loutje, Bob en neef Jo konden onderduiken en de oorlog heelhuids doorkwamen. Alle zaken draaiden deze jaren ‘normaal' door, zover de bezetter dit toeliet.

[Interieur 'de Smidse']

Louis kocht na de oorlog vervolgens een oude smederij in de Korte Leidsewarsstraat , om er een restaurant, "de Smidse" te beginnen, als eerbetoon aan zijn vader.

Koningin Juliana komt hier, jarenlang, regelmatig dineren samen met gasten of in klein gezelschap. Ze lustte wel een borrel en was soms behoorlijk teut. De rekening werd consequent altijd pas na een half jaar betaald... en nooit één cent fooi!

Ook had Lou een vinger in de culturele pap van de stad, Louis Armstrong trad, mede op zijn initiatief, op in Tuschinski. Dochter Lida en nicht Elma moesten er op zijn bevel heen. "Wij zagen in de hoek van de grote foyer op het paarse tapijt een gekromd lopende zwarte man tevoorschijn komen. Wij blonde meiden van 17 en 18 gilden, Armstrong richtte zich op en brulde van het lachen".

In Extase, liet hij o.a. het tango-orkest Malando optreden en om zijn moeder te eren richtte hij samen met zijn vriend en zakenpartner Heineken ‘de Oude Comédie' aan de Amstel opnieuw op. Jarenlang een goed uitgaanspand in de stad.

Zo zette hij een reeks van moderne horecagelegenheden op. Zoals ‘Extase', op de 1e etage van het K.L.M-gebouw, ‘t Gekroont Spinnewiel en ‘het Swarte Schaep', allen aan het Leidseplein. 't Laatste was toen het duurste restaurant in de stad, waar de jonge Louis de scepter voerde.

In een straal van zo'n 200 meter bezat hij maar liefst zeven bedrijven! Kort na de oorlog werd het Leidseplein ook wel het ‘Weilersplein' genoemd. "als op het Leidseplein de lichtjes weer eens branden gaan..." uit het liedje van Jacques van Tol was mede hierop gebaseerd.

 

Daarnaast waren er nog de cafetaria op het Damrak en een op het Spui [de latere Sherrycan]. Ook kwam er nog een mooi bedrijf in Scheveningen, waar zoon Bob anderhalf jaar bedrijfsleider was. Er zouden nog meer, voor die tijd, innovatieve bedrijven volgen. Zijn energie en ambities waren onbegrensd!
Zodra Louis een nieuw bedrijf voor elkaar had, zette hij er één van zijn kinderen in of een bedrijfsleider en kwam alleen nog controleren en incasseren. Daarna was voor hem de lol eraf en verveelde hij zich en bedacht weer iets nieuws.

Op dit punt was hij geniaal. Zijn gezin was echter ondergeschikt aan al zijn nieuwe uitdagingen en zijn despotisme. Ze schikken zich, de vreselijke armoede gedenkend en verhuizen mee naar elk nieuw bedrijf, minimaal 17 maal.

Naast het werk hield Lou van vissen, kegelen, klassieke muziek [Mozart] en het rondtoeren in zijn Amerikaanse slee! Gedurende de zomers huurde het gezin tussen 1937 en 1943 elk jaar een groot huis in Zandvoort en brachten daar heerlijke maanden door.
Als oudste zoon Louis trouwt, is "ouwe Lou" inmiddels miljonair en woont op stand in een herenhuis in de Willem Royaardsstraat 2 (Amsterdam Zuid). Tien jaar later besluit hij zomaar, zonder overleg met Ali, dat ze gaan verhuizen naar de Minervalaan 80 / 3 hoog. Waarom dat heerlijke ruime huis met z'n hoge plafonds verlaten? Gewoon, omdat hij wat anders wilde... Zo was Lou...

In 1946 start Lou zijn laatste project als Horeca visionair, hij koopt landgoed 't Kerckebosch in Zeist en laat dit volledig ombouwen tot zeer luxueus hotel en restaurants en een bijbehorende villa. Sindsdien bekend als Kasteelhotel 't Kerckebosch.

De ingehuurde bedrijfsleider maakt er een puinhoop van en echtgenote Alida neemt de zaken waar. Nederland bleek nog niet klaar voor deze dure accommodatie en het wordt dan ook na een paar jaar letterlijk en figuurlijk zijn ‘Waterloo'. 't Kerckebosch behoort nu tot de Bilderberg groep.

[villa 'de Golfslag', Boulevard Paulus Loot]

‘Ouwe' Lou en Ammie laten al in 1951 nevenstaande villa aan de Boulevard Paulus Loot 91 in Zandvoort bouwen. Ook hier wordt weer duidelijk hoe Lou zijn commissarissen gewoon passeerde, de grond stond op naam van een van de NV's. Zelfs de kosten voor de architect ad Fl. 4.500,00 werden eruit betaald. Hij hield er absoluut geen persoonlijke financiële administratie op na. In de Zandvoortse gemeenteraad werd dit gegeven nog een kleine rel, want de grond had nooit aan een NV verkocht mogen worden.

Alle kleinkinderen en ook Jean Louis en Peter waren dol op Ammy, ze was echt een lieve oma en ze logeren allemaal graag bij haar. Op de heerlijke zonovergoten dagen gaat ze met hen garnalen vissen met een schepnetje en die pelde ze dan vers voor een boterhammetje. Extra attractie was het feit dat ze als een van de eersten een TV hadden en dan met z'n allen naar ‘Dappere Dodo' keken en zwaaiden naar tante Hanny, de omroepster.

De heerlijke villa wordt helaas eind 1958 verkocht aan cabaretier Toon Hermans.

Door problemen met de belastingdienst na de invoering van de Personele belasting, die Lou in eerste instantie weigert af te dragen, maar uiteindelijk natuurlijk toch moet voldoen, maakt hij hierover geen afspraken met de Belastingdienst.
Hij ging bedrijven en panden verkopen, om hiermee de "schuld" af te betalen. Echter hij vergat, dat bij verkoop van een bedrijf, er over de winst ook weer belasting betaalt diende te worden. Kortom, in korte tijd verdween zijn horeca imperium en het kapitaal... Terwijl in 1957, de omzet van alleen het bedrijf aan het Kleine Gartmanplantsoen nog ruim een miljoen bedroeg!

Per 31 december 1958 verkoopt Lou zijn aandelen in de WEMA aan zijn zoons Louis jr. en Bob. Lou wordt in deze verkoopakte genoemd als mondeling gevolmachtigde van zijn dochters Lida en Mini en mevrouw A.Bogner [zijn maitresse bij wie hij nog twee zoons had].

Na de dood van Alida in 1974 wil Lou alsnog trouwen met Anna Bogner, maar deze aanzoek wordt door haar afgewezen. Zij vond een huwelijk toen niet meer nodig...

[Ali / Ammie 78 jaar oud]

Alida bleef haar hele leven stapelverliefd op Lou, ondanks alle verdriet dat hij haar aandeed, z'n zeer dominante manier van doen, zijn gierigheid naar haar en hun kinderen toe en de wijze waarop hij hun loyaliteit afdwong. Desondanks wist ze het thuis altijd heel gezellig te maken, zong en lachte ze veel en was ze altijd in voor een ‘uitje'. Een gevleugelde uitspraak van haar, als je haar mee uit vroeg was: " Ik heb mijn hoed al op".

Wijze les van Ammie aan haar dochters en kleindochters, door haarzelf door schade en schande opgedane levenservaring; laat NOOIT een man merken hoeveel je van hem houdt! .

Zij overlijdt op 78 jarige leeftijd en wordt door Lou begraven in hetzelfde familiegraf op begraafplaats Zorgvlied, waar ook zijn geliefde moeder en zus Lise hun laatste rustplaats vonden.

['Ouwe' Lou 80 jaar oud]

Lou wordt 89 jaar oud, helaas is hij al voor het overlijden van Ammie licht dementerend. Zijn laatste levensjaren slijt hij in een verpleeghuis in Santpoort en in het Broekmanhuis in Amsterdam West.

Tussen Lou en zijn twee andere zoons bleef er wel contact. Als hij dement is, gaat kleinzoon Peter hem samen met z'n vader opzoeken in het verpleeghuis te Santpoort.

Een maand voor zijn overlijden verhuist hij, volgens zijn Persoonskaart naar Ermelo, in een verpleeghuis. Volgens familieverhalen ging hij nog met Anna tot de laatste week op vakantie naar Ermelo, waar Lou in elk geval overlijdt. Ook hij vond zijn laatste rustplaats in het familiegraf op begraafplaats Zorgvlied.

10. Willem Alberts, geb. Arnhem 5 maart 1897, bank kantoorbediende, boekhouder bij de NV Hartog’s koek- en banketfabriek, accountant, † Amsterdam 13 okt. 1976, gecrem. Amsterdam-Osdorp, Westgaarde 18 okt. 1976, tr. Amsterdam 10 juli 1924
11. Antonia Maria Anna Poulisse, geb. Borgerhout, België 3 okt. 1900, dienstbode, kantoorbediende, † Amsterdam 1 april 1974, begr. Amsterdam, Zorgvlied aan de Amsteldijk 5 april 1974.


Willem [Wim] werd geboren als oudste kind, vóór het huwelijk van zijn ouders. Zij trouwen 3 maanden na zijn geboorte. Na hem worden er nog zes zussen en één levenloos broertje geboren. Hij werd binnen het gezin, als enige jongen, op handen gedragen. Hij groeide op in de Steenstraat 17 te Arnhem, een arbeiderswijk. Wim mag als enige doorleren en wordt aanvankelijk kantoorbediende bij een bank. In 1920 vestigt hij zich in Amsterdam en leert daar zijn aanstaande vrouw Antonia kennen.

Antonia wordt geboren als 2e kind van de vier, in de Schapenstraat 13 te Borgerhout, België. Haar ouders wisselen zeer regelmatig van woonplaats. 't Ging van Amsterdam naar Borgerhout, vandaar naar Leuven, opnieuw een paar jaar in Amsterdam, in 1905 woonden ze in Luik, gevolgd door 11 jaar op verschillende adressen in de Amsterdamse Albert Cuijpstraat.

Als Antonia 15 jaar oud is, wordt ze verkracht. Volgens de verhalen ofwel door de kapelaan ofwel door een oom. Hieruit wordt een dochtertje geboren, dat de eerste jaren bij haar woont. Bij haar huwelijk met Wim, wordt Hannie ondergebracht bij familie. Annie [of Hannie, zoals ze binnen de familie genoemd werd], komt echter regelmatig bij haar moeder thuis als ´nichtje´.

Wim en Antonia wonen bij hun huwelijk in de Jan Lievensestraat 34 / 1 hoog, alwaar hun 1e dochter Annie geboren wordt. In 1929 wonen ze aan de Amstelkade 18. Hier ziet 2e dochter Willy 't levenslicht. In 1931 is hun adres Hunzestraat 19 / 2 hoog en vanaf 10 april 1933 de Czaar Peterstraat 13 / 3 hoog. Slechts een jaar later verhuizen ze naar de Deurloostraat 60 / 1 hoog, in de Amsterdamse Rivierenbuurt.

Wim is dan opgeklommen tot boekhouder van een' taartjesfabriek' en mag zich jaren later accountant noemen. Het gezinnetje wordt regelmatig verrast met overgebleven gebak. Antonia gaat, ondanks haar dominante echtgenoot, haar eigen gang. Zei ja, nee en amen en deed onderhand haar eigen zin. Ze moest een huishoudboekje bijhouden, waarin exact tot op de cent nauwkeurig alle uitgaven genoteerd dienden te worden. Eenmaal per week controleerde Wim dit boekje... 't Laat zich raden, dat Antonia zomaar wat invulde! Zo zette ze ook regelmatig de pot met boenwas open op tafel, als ze er een dagje tussenuit ging. Bij thuiskomst rook het huis alsof er hard gewerkt was...

Na de verhuizing van hun dochter Annie naar Zandvoort, pasten Wim en Antonia winterslang, soms maandenlang op hun kleinzoons. Antonia of Ma, zoals ze genoemd werd, bracht dan ook bezoekjes aan haar eerstgeboren dochter Hannie, die ook in Zandvoort woonde. In december 1973 bleek Antonia longkanker te hebben waaraan, ze op vreselijke wijze, 4 maanden later overlijdt. Wim overleeft haar ruim twee jaar en overlijdt aan de maagkwaal, die hij zijn leven lang had.


 

12. Jan Willem Haagen, geb. Amsterdam 6 maart 1882, kleermaker, chocolatier, kruidenier in comestibelen, † Soest 7 juni 1951, tr. 2e Amsterdam 16 juli 1931 Martje Wilhelmijntje Luttik, geb. Amsterdam 28 nov. 1890, † Soest 16 jan. 1979, dr. van Johannes Jacobus en Catharina Clasina Luttik; tr. 1e Amsterdam 8 juli 1909
13. Magdalena Geertruida (Lena) van Vught, geb. Amsterdam 30 maart 1880, Medewerkster modehuis, fijnstrijkster, † Amsterdam 6 juli 1929.

 

 

 

Zij wonen 4 dagen na hun huwelijk in de van Ostadestraat 93, waar oudste zoon Willem Gerardus [Wim] geboren wordt. Een jaar later verhuizen ze naar de Lijnbaansgracht 254 / 2 hoog, hier ziet Leo Eugenius [Leo] het levenslicht. Op 12 november 1911 vertrekt het gezin naar de Kerkstraat 52 huis. De Kerkstraat ligt tussen de Vijzelstraat en de "Magere Brug" over de Amstel. Hier wordt dochter Dorothea Gerarda [Door] geboren.
Lena en Jan Willem drijven hier een goed lopende chocolaterie, met veel klandizie van theater Carré. Lena oefent hier ook haar oude beroep als fijnstrijkster uit. De clientèle is hetzelfde uitgaanspubliek.

Rond 1920 wordt er in de Gemeenteraad van Amsterdam gesproken over plannen om de huizen in de Kerkstraat plat te gooien en nieuwbouw te plegen. Jan Willem krijgt de bibberaties en denkt er goed aan te doen, hun succesvolle chocolaterie in te ruilen voor een kruidenierszaak in de zojuist opgeleverde nieuwbouwwijk, nu Museumbuurt of Oud-Zuid genoemd. Alle nieuwbouwplannen zijn nooit gerealiseerd en de Kerkstraat ziet er ook nu nog hetzelfde uit als bijna 100 jaar geleden.

Ze kiezen voor Ruysdaelstraat 116, een hoekpand. Het gezin woont er achter de winkel. Dit worden zware tijden! Veel inwoners uit deze relatief dure huurwoningen leven boven hun stand en er wordt veel op de pof gekocht. Jan Willem is niet zakelijk genoeg en Lena moet zeer regelmatig achter het geld aan. Tegelijkertijd ontstaan de eerste supermarkten zoals de Gruijter. Door de grotere inkoop kunnen deze winkels de kruidenierswaren goedkoper aanbieden dan Jan Willem ze kan inkopen. De kinderen worden er dan ook vaak op uitgestuurd om inkopen te doen bij de Gruijter, deze waren worden dan weer in hun winkel duurder verkocht.

Op 39-jarige leeftijd krijgt Lena borstkanker. Na een dramatisch ziekbed met heel veel pijn, overleed zij op zaterdag 6 juli 1929 in Amsterdam, 49 jaar oud. Aangezien ze middenstanders waren, vond ‘meneer' pastoor dat een uitvaartdienst met ‘drie heren' gepast was. Jan Willem liet zich ompraten en zo kreeg Lena een, weliswaar verdiende maar, veel te kostbare uitvaart. Het gezin zat nog jaren in de schulden!

 

 

14. Hermanus Hendrikus Stephanus (Herman) van Wereld, geb. Amsterdam 11 april 1898, meubelmaker (1917), koetsier (1921), meubelmaker (1923), behanger, stoffeerder, veehouder, grondwerker, controleur, † Amsterdam 10 dec. 1983, tr. 2e Amsterdam 26 nov. 1957 (echtsch. ingeschr. ald. 26 jan. 1968) Margaretha Cornelia Blom, geb. Nieuwkoop 22 maart 1927, † Amsterdam 23 sept. 1972, gesch. echtg. van Floris van Harberden; tr. 1e Amsterdam 20 juli 1921 (echtsch. ingeschr. ald. 12 sept. 1945)
15. Johanna Hendrika (Jo) Bouweriks, geb. Amsterdam 18 maart 1889, krantensjouwer AKO, dagmeisje, kokkin, † Blaricum, gemeente Laren N.H. 5 maart 1975, begr. Amsterdam, Zorgvlied aan de Amsteldijk 9 maart 1975.

 

 

Herman wordt geboren in de Spuistraat 63, als 4e kind van de zes. Zijn vader verdiende de kost als schoenmaker en borstelmaker. ’t Was bepaald geen vetpot in dit rommelige huishouden. Zijn moeder, hield ondanks de Amsterdamse bovenwoning kippen in huis. 

Herman was als jongeman koetsier. Daarna werd hij meubelmaker, behanger, stoffeerder. Hij was een echte vrouwenliefhebber en kon zeer charmant overkomen. Op aandringen van zijn broer Wilhelm getrouwd met Dina Bouweriks [zus van Jo], versiert hij zijn aanstaande vrouw, Jo. Die op haar beurt weer overgehaald werd, door haar zus.

Bij het aanbreken van de oorlog wonen zij in de 1e Jan Steenstraat 69 / 3 hoog, gelegen tussen de Ruysdaelkade en het Roelof Hartplein [beter bekend als de Albert Cuipbuurt]. In 1943 wordt zoon Herman tewerk gesteld in Duitsland. De gezinsfoto dateert van vlak ervoor. Nog voor de hongerwinter uitbrak, verlaat Herman sr. vrouw en kinderen, met medeneming van alles wat waardevol was. Ondanks dat, dansen zij rond de tafel van opluchting. Dat het financieel geen vetpot was, was iets dat zij al jaren gewend waren. Er was al diverse malen van geloofsovertuiging gewisseld, afhankelijk van de steun die er werd toegezegd door meneer pastoor of de dominee. Deze schuwden geen enkel middel, om zieltjes / leerlingen te winnen voor de scholen. ’t Enige nadeel was dat ze ook thuis kwamen controleren. Zelfs in de kasten keken en zelfs commentaar hadden op de keurige jurkjes met kanten kraagjes (die Jo zelf maakte)… Want als daar geld voor was…

Jo vraagt direct na de oorlog een echtscheiding aan, die op 12 sept. 1945 werd uitgesproken. Nu breken voor haar betere tijden aan. In 1948 verhuisd zij naar de Sloterkade 128 / 1 hoog, waar zij tot aan haar dood woonde.
Herman hertrouwt met een veel jongere vrouw en krijgt nog twee dochters. Ook dit huwelijk eindigt in een scheiding. Er is nooit contact geweest tussen de kinderen uit zijn beide huwelijken, noch tussen hem en zijn eerste vier kinderen, na zijn vertrek. Herman werkt achtereenvolgens nog als veehouder, grondwerker en controleur.


Terug naar Generatie 3

Generatie 5