De Bloemfabriek te Sas van Gent en directeur VERSCHAFFEL

Op het bolwerk Generaliteit te Sas van Gent staan vandaag de dag de restanten van een stenen korenmolen. De geschiedenis van deze ‘staakmolen' - Vlaams voor standerdmolen - gaat minstens terug tot 24 April 1645, toen door de Raad van State octrooi verleend werd.
Voor de periode tot 1830 verwijs ik naar de Heemkundige Kring Sas van Gent, die hierop in Van sluis tot stad zéér uitgebreid ingaan.



Molenaar Dominicus Verschaffel

We schrijven augustus 1830 wanneer in het zuidelijke deel van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onlusten, relletjes, opstootjes en ‘revolutie' uitbreken, gestuwd door een economische crisis. Er heerste werkloosheid onder handarbeiders, door de beginnende mechanisatie en de gestegen voedselprijzen vanwege de mislukte oogst van 1829. Het leidde mede tot het opheffen van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden [de benaming voor het koninkrijk dat het huidige België en Nederland besloeg en bestond van 1815 tot 1830, een schepping van het Weens Congres, bijeengekomen tot regeling van de toestand in Europa na de val van Napoleon]. 

Uiteraard speelden tal van andere - vooral politieke - factoren een rol, maar die gaan te ver en zijn elders uitgebreid te lezen.

Het was in deze roerige, maar ook bange en "moeijelijke tijden" dat de 34-jarige Vlaming Dominicus Verschaffel uitweek vanuit Oost-Vlaanderen en zich in de grensplaats Sas van Gent vestigde. Hij kocht daar in 1831 de achtkantige houten gerste-pelmolen en snuifmaalderij op het Bolwerk Generaliteit ofwel de Molenberg. Diverse bronnen melden andere jaartallen, vanaf 1828. Persoonlijk opteer ik voor het jaar 1831, omdat Dominicus toen in Sas van Gent een hypotheek nam.


Hij verving de houten molen voor een uit steen opgetrokken grondzeiler en richtte deze in tot graan- en oliemolen. In 1827 was het kanaal vanaf Sas van Gent doorgetrokken en belangrijk verbeterd en ging toen heel toepasselijk ‘Kanaal van Gent naar Terneuzen' genoemd worden. Hierdoor ontplooide zich in Sas van Gent een levendige handel en was de stad zelfs een ‘graanmarkt' rijk. Wat dat betreft een goed gekozen moment dus!

Tijdens de voortdurende onlusten met België sloot Dominicus zich eind 1830 aan bij de gewapende volksmacht van Sas van Gent en zou zelfs "de wapenen hebben opgevat en de invallen der Belgen gekeerd, tot zij door de militaire macht werden afgelost op 23 December 1839 door den heer Staatsraad Gouverneur van Zeeland, ten gevolge van het Koninklijk besluit van 4 Augustus te voren, aan hem [Dominicus] als lid dier volksmacht ontslag verleend".
 
Het gezin Verschaffel
Dominicus Verschaffel was geboren in 1796 in het Belgische kanaaldorp Desteldonck bij Gent in de Zuidelijke Nederlanden, het huidige België, als zoon van landbouwer Albertus en Joanna Livina van Zeele. Hij was gehuwd met Francisca Walrave, dochter van Bernardus en Joanna de Coninck.
Zij kregen hun eerste kind Amalia in 1829 te Saffelaere [Zaffelare is een deelgemeente van Lochristi in Oost-Vlaanderen]. In 1830 stond Dominicus als Hypothecair schuldenaar en wonende te Exaarde vermeld [Eksaarde in Oost-Vlaanderen, huidige deelgemeente van Lokeren, zo'n 15 km ten zuidoosten van Sas van Gent].
Waarschijnlijk was het de Belgische omwenteling, die hem en zijn gezin zich eind 1830 in Sas van Gent deed vestigen en was Dominicus in 1831 dus Hypothecair schuldenaar aldaar. Hier werden nog twee dochters geboren: Coleta Francisca, geboren op dinsdag 22 maart 1831, overleden op zaterdag 2 juli 1836, 5 jaar oud. En Apolonia, geboren op zaterdag 9 november 1833, overleden op woensdag 23 april 1834, 5 maanden oud. Zijn echtgenote was laat in de kraam van dit laatste meisje gestorven op zaterdag 18 januari 1834.

Dominicus Verschaffel hertrouwde acht maanden later, 37 of 38 jaar oud, op vrijdag 12 september 1834 in Westdorpe met Coleta Amelberga Plasschaert, 34 jaar oud. Zij is geboren op maandag 11 november 1799 in Westdorpe, dochter van aannemer Ludovicus Adrianus en Isabella Petronella Calle.
Dominicus en Coleta kregen vier kinderen, allen geboren in Sas van Gent: Victor, geboren op zondag 28 juni 1835, jong overleden. Virginie Maria, geboren op zondag 2 juli 1837, ongehuwd overleden op zaterdag 26 januari 1878, 40 jaar oud. Prudentia, geboren op vrijdag 10 mei 1839. Johannes, geboren op vrijdag 27 augustus 1841.

In de Nieuwe Rotterdamse Courant van 3 maart 1849, lezen we een samenvatting van het verslag van de zitting der Tweede Kamer van donderdag 1 maart, waarin molenaar en grondeigenaar Dominicus Verschaffel om kiesrecht verzoekt. "bij de Commissie Verzoekschriften punt 4, Bij monde van den heer van Eck: op een adres van D. Verschaffel te Sas van Gent, die bezwaren voordragen wegens het niet voldoen door gedeputeerde staten van Zeeland aan zijn verlangen om op de lijst der kiesbevoegden te worden gebragt. De commissie stelt voor, de nederlegging van het adres ter griffie".

Bij de Grondwetsherziening van 3 november 1848 werden directe verkiezingen ingevoerd. Voortaan werden de leden van de Tweede Kamer (en ook van Provinciale Staten en de gemeenteraden) rechtstreeks door de burgers gekozen. Niet iedereen kreeg echter het stemrecht. Dit werd toegewezen aan volwassen Nederlandse mannen - boven de 23 jaar - die blijkens hun bijdrage aan de directe belastingen (grondbelasting, personele belasting en patentrecht) een zeker minimum aan welstand genoten. Het Census- of Cijnskiesrecht genoemd.
De politieke verantwoordelijkheid werd hiermee gelegd bij hen die belang hadden bij de bestaande eigendomsverhoudingen en die op grond van hun welstand geacht werden weldenkend en ontwikkeld genoeg te zijn om het stemrecht te mogen uitoefenen.
Kortom, het kiesrecht was daardoor dus voorbehouden aan een beperkte groep. Het minimale bedrag waarvoor iemand moest zijn aangeslagen om stemrecht te krijgen verschilde sterk per gemeente; van 20 gulden in sommige plattelandsgemeenten tot 112 gulden in Amsterdam. Slechts in 14 gemeenten lag de census boven de 50 gulden. Op het platteland waren er daardoor meer kiezers dan in de steden. Op grond van dit kiesrecht had slechts elf procent van de mannelijke inwoners kiesrecht.

In de Staatscourant vinden we het gehele verslag van de zitting der Tweede Kamer van donderdag 1 maart 1849. We beperken ons hier tot de zaak Verschaffel. Waaruit zal blijken dat korenmolenaar en grondeigenaar Dominicus Verschaffel al vóór 1839 voldeed aan de census (kies)drempel en zelfs door het stedelijk bestuur zijner woonplaats telkens erkend was als stemgerechtigde bij eerdere verkiezingen van leden voor de Provinciale Staten in Zeeland.
In dit uitgebreide verzoek, blijkt het hete hangijzer zijn nationaliteit te zijn. Zelf had hij gedacht, door zijn lidmaatschap der Volksmacht tussen 1830 en 1839, en het feit dat hij al eerder had mogen stemmen, een Nederlander te zijn.
Volgens de letter der wet, waar men toentertijd - wellicht vanwege standsverschillen - de hand aan wenste te houden, werd "nederlegging van het adres ter griffie" geadviseerd als in ‘het verzoek werd neergelegd' ofwel afgewezen. In elk geval blijkt duidelijk dat de Gedeputeerde Staten van Zeeland, Dominicus had gewogen en te licht bevonden! Of hij later z'n fel begeerde kiesrecht nog kreeg, blijft onduidelijk. Maar het feit dat hij de eerste afwijzing niet accepteerde en het hogerop zocht, zegt zeker iets over zijn ambitie en karakter!
 


Op maandag 8 oktober 1849 was Dominicus aanwezig bij het huwelijk in Sas van Gent van zijn oudste dochter Amalia met landbouwer te Zaamslag Jacobus de Moor, geboren in 1824 te Zaamslag, zoon van Anthonie en Anna Cornelia Augustijn. Amalia zou als diens weduwe overlijden op woensdag 23 januari 1907 in Hulst, 77 of 78 jaar oud.

De eerste aanzet tot Stoommeelfabriek
In de serie Stad en Dorp in oude ansichten van uitgeverij Europese Bibliotheek lezen we in het boekje 'Nederlands industrieel erfgoed in beeld' (auteur M. Overbeek): "Molenaar Dominicus Verschaffel in Sas van Gent krijgt in 1848 [volgens Wikipedia 1838] toestemming van de Generale Staten van Zeeland om op een stuk grond een 'stoomkorenmolen op te rigten', met een stoommachine van 2 PK".
Begin 1853 plaatste Dominicus een stoomwerktuig in de molen, welke één ketel had en drie paardenkracht [PK] sterk was. De akte van vergunning daarvoor was door de minister van Binnenlandse Zaken in dato 16 december 1852 verzonden. Deze vergunning moest in de molen zichtbaar worden opgehangen en van dat gebeuren moest het gemeentebestuur weer kennis geven aan de Commissaris der Koning. Dit gebeurde bij brieve van 11 januari 1853. In de zijlijn van die brief staat geschreven: "Hangt het reeds?" Daaronder slechts de aantekening "Ja wel Mr."

Op 2 januari 1855, zo blijkt uit deze advertentie in het Algemeen Handelsblad, beschikte Dominicus zelfs over meerdere ‘Schoone' stoommachines, waarvan hij de 12 PK en de 4 PK ‘uit de hand' ter verkoop aanbood.

Per 1 januari 1856 schafte de regering de Accijnswet op het Gemaal af, die eerder een monopolypositie voor molenaarsbedrijven garandeerde. De waarde van de windmolens was sindsdien sterk verminderd. In plaats dat dit de windkorenmolenaars ten goede kwam, was het verdwijnen van de vroeger zo gaarne door hen ontdoken accijns nadelig voor hen, omdat tegelijkertijd belemmeringen voor de stoommolens en meelfabrieken waren opgeheven. Het malen van graan, dat zich daarvoor vrijwel beperkt had tot hetgeen een bakker aan de molen bracht, maakte plaats voor het werken voor eigen rekening. De bakkers gingen meel kopen in plaats van graan, dat ze nog moesten laten malen. Na afschaffing van de wet groeide het aantal meelfabrieken in den lande sterk. 
 


In de Opregte Haarlemsche Courant van 30 juni 1860, zien we dat "de kapitaal in steen gebouwden Graanmolen met twee koppel Zeventienders en Pelmolen, benevens eene daarin nieuw opgerigte Oliestamperij, een afzonderlijk gebouwd staande Machine van 8 PK, mede dienende tot het malen van graan, alsmede een Woonhuis en Erve en aanpalende Stalling" ‘uit de hand' te koop werd aangeboden. Blijkbaar meldden zich geen gegadigden, want in het jaar 1861 ging het, bij Dominicus op de molen nog allemaal "op de oude voet verder, maar olie slaat men tevens met den zelve, doch zeldens. De stoomkoornmolen werkt alleen bij windeloosheid", aldus een gemeenteverslag.
Je vraagt je af, welke plannen Verschaffel had, bij het ter verkoop zetten van de molen. Had hij toen al te lijden van eerder opgerichte stoommeelfabrieken elders of zag hij héél goed de concurrentiedreiging ervan? In elk geval, verkocht werd er niet, maar toekomstplannen zeker wel gesmeed.

Het gezin Verschaffel
Op zaterdag 20 februari 1864 stierf echtgenote Coleta, 64 jaar oud. Dochter Prudentia trouwde, 26 jaar oud, op woensdag 7 februari 1866 met de 31-jarige Sasse bierbrouwer Polidor Pauwels, zoon van de Zelzatense bierbrouwer Charles Franciscus en grootgrondbezitster Melanie Stephanie Josepha du Bosch.
En zoon Johannes, inmiddels ook molenaar, trouwde, 25 jaar oud, op dinsdag 25 juni 1867 met Joanna Theresia Pierets, 24 of 25 jaar oud, dochter van Henricus en Francisca Natalia de Vleeschouwer. Overigens was Joanna Theresia toen al ruim zes maanden zwanger.

De eerste Bloemfabriek
Dominicus breidde samen met zijn jongste kind - van de zeven - en enig in leven zijnde zoon Johannes de werkzaamheden uit, zoals blijkt uit het verslag van de toestand der gemeente in 1869, dat "eene bloemfabriek met goed gevolg in werking is gebracht". Vandaag de dag weten we dat deze de eerste cq oudste grote fabriek in de Zeeuws-Vlaamse kanaalzone is geweest.
 


Dit moderne bedrijf, de bloem- of meelfabriek ook wel ‘hoog-molen' genoemd was speciaal voor dit doel gebouwd en stond aan de Oude Vesting(gracht).
Het graan werd aangevoerd via het Kanaal Gent-Terneuzen en met een lostorentje aan wal gebracht. Vervolgens werd het met paard-en-wagen, en later met zijkiepauto's, naar de fabriek vervoerd. Het gemalen meel werd in jute zakken - in hergebruik - vervoerd naar (koek)bakkers en brouwerijen.

Dominicus Verschaffel overleed op donderdag 11 februari 1875 om 9 uur in de avond, 78 jaren oud en van beroep grondeigenaar wonende te Sas van Gent. Aangifte van overlijden door zijn zoon, fabrikant van beroep, Johannes Verschaffel 33 jaren oud en veldwachter Jacob Goor. In de Successiememorie - ja ook toen moest er al belasting betaald worden over een erfenis - werd Dominicus nog als korenmolenaar vermeld.
Het is duidelijk dat Johannes, vaders leidinggevende positie al eerder had overgenomen. Hij diende nog wel af te rekenen met zijn zuster Prudentia, die gehuwd was met bierbrouwer Pauwels.
In april 1884 blijkt Johannes samen met zijn aangetrouwd familielid Peetje Wauters, wethouder van Sas te zijn en mocht zijn 19-jarige dochter Victorine bloemen aanbieden en zelfs een toespraakje houden bij de feestelijke ontvangst van de nieuwe burgemeester.


 
Burgemeester van Sas van Gent
In 1890 werd Johannes Verschaffel benoemd tot burgemeester van Sas van Gent. Hij zou deze functie vervullen tot aan zijn dood in 1903. En werd toen opgevolgd door zijn aangetrouwd familielid, Peetje Wauters. In 1898 zou Johannes de oude bolwerkmolen, inmiddels te klein en overbodig, eindelijk verkopen aan ene Omèr Maenhout. De Database van verdwenen molens meldt dat "de windmolen gedurende de tweede wereldoorlog zwaar beschadigd geraakt is en in 1951 onttakeld".

Het gezin J. Verschaffel
Johannes en Joanna Therese kregen acht kinderen, allen geboren te Sas van Gent:
1 Victor, geboren op dinsdag 10 september 1867, trouwde 29 jaar oud, op donderdag 11 februari 1897 in Rotterdam met Josephine Anthoinette Gregoire Lach, zij overleed nog geen jaar later in de kraam? Victor hertrouwde met Alix Marie Lucie Casteels.
2 Victorina Amelia, geboren op vrijdag 4 september 1868, trouwde 28 jaar oud, op zaterdag 29 mei 1897 in Sas van Gent met Camillus Cirillus Gislenus Catulle, 50 of 51 jaar oud, uit Ingelmunster in West-Vlaanderen.
3 Ester Marie Jacoba, geboren op donderdag 7 april 1870, overleden op dinsdag 14 januari 1890, 19 jaar oud.
4 Hector, geboren op vrijdag 15 december 1871 in Sas van Gent, trouwde met Marthe Judith Febronie de Gryse, geboren op maandag 18 september 1876 in Ingelmunster.
5 Edgard Polijdor, geboren op donderdag 16 oktober 1873, ws jong overleden.
6 Triphon Jean Pierre, geboren op zaterdag 28 augustus 1875, trouwde 28 jaar oud, op donderdag 2 juni 1904 in Amsterdam met Catharina Johanna ter Horst, 27 jaar oud, uit Amsterdam.
7 Ermina Amelia Emelina, geboren op zaterdag 25 augustus 1877, overleden op vrijdag 15 mei 1896, 18 jaar oud.
8 Richard Victor Hendrikus, geboren op donderdag 12 oktober 1882, trouwde 25 jaar oud, op donderdag 2 juli 1908 in Sas van Gent met Bertha Victorine Maria Pauwels, 25 jaar oud, geboren op woensdag 17 januari 1883 in Sas van Gent, dochter van bierbrouwer Polidor Charles Franciscus en Prudentia Verschaffel.

Van de vier volwassen geworden zoons Verschaffel zouden er drie, al dan niet voor korte tijd, een directiefunctie vervullen in de meelfabriek. Alleen Triphon blijkt een buitenbeentje. Hij werd kapper en later een failliete caféhouder te Amsterdam.

De tweede Bloemfabriek
In 1893 had Johannes Verschaffel vanwege ruimtegebrek in het fabrieksgebouw aan de Vestinggracht, een geheel nieuwe meelfabriek opgebouwd in Sas van Gent, gelegen aan de huidige Wilhelminalaan. Hierbij financieel geholpen door de Gentse geldschieter en investeerder Harold Mechelynck.
Deze Bloem- of meelfabriek werkte met de meest moderne Duitse productietechniek, namelijk met stalen walsen die het graan pletten en maalden. Afhankelijk van de instelling der walsen, produceerde de fabriek gries of meel.



Terzijde: In het Belgische kanaaldorp Desteldon(c)k, waar ‘onze' Dominicus bijna honderd jaar eerder was geboren, was in hetzelfde tijdsbestek ook een korenmolen in gebruik door ene Emile Verschaffel. Deze koopman-molenaar had, evenals in Sas van Gent gebeurt was, de houten molen afgebroken en door een stenen bergmolen vervangen, waarin eveneens een stoommachine geplaatst was.

Wie was Harold Mechelynck?
Deze 24-jarige zoon van een Gentse suikerfabrikant, was ook financier van de ‘Beetwortelfabriek Sas van Gent' (later C.S.M.) en tevens bevriend met haar directeur Pierre Malotaux. Harold trad, namens de suikerfabriek, ook op als contractant met de bietenboeren. Behalve investeerder, in meerdere bedrijven in de regio Sas van Gent, moet deze Harold Mechelynck, toen woonachtig in het Vlaamse Sint Jan Kruis te Winkel, méér geweest zijn voor de nieuwe Bloemfabriek; een firmant of mededirecteur. In een overlijdensbericht wordt namelijk gesproken over de Bloemfabriek als ‘de NV Walsemolen v/h J. Verschaffel Meggelinck'. Hoewel het krantenbericht, opgesteld door de werknemers, de naam anders spelt, is er geen twijfel mogelijk dat het om dezelfde persoon gaat. Zoals ook later zal blijken, als we meer oude kranten gericht doorspitten.
 
Zo vinden we in het Algemeen Dagblad van 5 november 1901: "Hedenmorgen is een felle brand uitgebroken in de meelfabriek van de firma Verschaffel & Mechelynck. Waarschijnlijk is de brand door broeiing ontstaan. Het hele gebouw is uitgebrand. Alles verzekerd. De belendende gebouwen werden gespaard". 

Harold was dus behalve geldschieter, dus ook firmant - mededirecteur van de Bloemfabriek. Ondanks zijn belang in minstens twee Sasse fabrieken, zou hij zich nooit in Sas van Gent vestigen. Hoewel hij samen met suikerfabrikant Pierre Malotaux, die in ‘de Poel' woonde, in 1901 een vergunning van Gedeputeerde Staten van Zeeland verkreeg, voor een gemotoriseerd voertuig met kenteken Z(eeland) 203. Met deze auto-van-de-zaak mocht alleen op Zeeuwse wegen en paden gereden worden. Beide heren deelden blijkbaar hun passie voor deze nouveauté en hadden al eerder als één der eersten in Zeeuws-Vlaanderen een persoonlijke vergunning voor een automobiel. Zo blijkt uit het Zeeuwse Register met kenteken uitgaven.
Harold Clément Philippe Marie Mechelynck was in Gent geboren op 26 oktober 1869, trouwde er tweemaal en stierf daar op 25 januari 1927, 57 jaar oud. Hij was op 24 februari 1908, als weduwnaar van Suzanne Estelle Henriëtte Baertsoen (1874-1896) - die hem twee kinderen naliet - en in de kraam gestorven was, gehuwd met Eline Georgina Rosalie Stéphanie, roepnaam Lizzy, Callier (1871-1950), bij wie hij nog dochter kreeg. Harold werd tot omstreeks 1902 genoemd, als direct betrokkene bij de Bloemfabriek. Overigens was ene Albert Mechelynck, later Belgisch Minister van Staat.

Herbouw van de Bloemfabriek
De Bloemfabriek, die dus in de ochtend van dinsdag 5 november 1901 finaal was afgebrand, zou dankzij de verzekeringspenningen in het najaar van 1902 herbouwd worden.
De Middelburgse Courant van 4 augustus 1902 plaatste nevenstaande advertentie met de oproep tot aanbesteding van het "weder opbouwen eener meelfabriek". Interessant is dat er ondertekend is door de Directeuren Johannes en (zoon) Victor Verschaffel, met als gedelegeerd commissaris Pierre Malotaux (directeur van de suikerfabriek). De ‘biljetten' ofwel inschrijvingen werden geopend in het café van Ivo Pierets, familie van de echtgenote van Johannes.

Het Algemeen Dagblad van 19 augustus 1902 publiceert dan een bericht uit de Staats Courant No.193, waaruit blijkt dat de nieuwgebouwde meelfabriek voortaan de naam zal voeren: "de ‘NV Walzenmolen Sas van Gent' voorheen J. Verschaffel & H. Mechelijnck. Kapitaal 100.000 gulden in aandelen van 1000, alle geplaatst en waarop 50% is gestort. Directeuren J. en V. Verschaffel, gedelegeerd commissaris P. Malotaux industrieel (suikerfabriek); commissarissen E. Laane, bankier te Bergen op Zoom en J. Vuylsteke, ingenieur te Brussel".

De naam Walzenmolen, duidde uiteraard op de stalen walsen die het graan pletten en maalden.


In 1903 behaalde de meelfabriek 'NV Walzenmolen' een capaciteit van veertigduizend kilogram per etmaal. Toen op zaterdag 11 april 1903, de 61-jarige Johannes Verschaffel plots kwam te overlijden verviel de directie automatisch in handen van zijn mededirecteur en zoon Victor, toen 36 jaar oud. Mogelijk daarin bijgestaan door zijn 32-jarige broer Hector. Op 23 mei 1910 zou Hector Verschaffel, geboren te Sas van Gent in 1871, als fabrieksdirecteur wonende te Burcht in België tot Belg genaturaliseerd worden. Hector zou zich terugtrekken uit de Bloemfabriek, ten gunste van jongste broer Richard en woonde in 1926 als handelaar te Sint Jans Molenbeek.



Richard was bij vaders dood pas 21 jaar, maar wel al werkzaam in de meelfabriek. Hij zou in 1908, als MOLENAAR van beroep, huwen met zijn volle nicht Bertha Pauwels, dochter van eerdergenoemde bierbrouwer Polidor en Prudentia Verschaffel [zuster van vader]. Zijn moeder en broer Victor waren hierbij aanwezig. Evenals aan de zijde van de bruid, haar broer Charles, bierbrouwer te Sas en behuwd zwager M. Wauters. Het huwelijk werd gesloten door burgemeester Peetje Wauters. Zie alle handtekeningen op de trouwakte. Vreemd genoeg wordt er in de akte, noch in de Huwelijkse bijlagen niet gesproken over een dispensatieregeling, die wel vereist was als neef en nicht met elkaar huwden.
Bleef het daarom soms maar bij één kind, dat pas vijf jaar later ter wereld kwam? Hun zoon Hubert Jean Polidor Verschaffel werd geboren op dinsdag 3 december 1912 in Sas van Gent.

Richard zou eveneens opklimmen tot meelfabrikant in het familiebedrijf. Hij zat tot aan zijn dood, op 71-jarige leeftijd, op vrijdag 9 oktober 1953 in Terneuzen, in de directie. En had er toen 50 jaar opzitten bij de NV Walzenmolen.


In diverse krantenartikelen uit de jaren 1910 - 1928 over industrialisatie en meelproducenten werd de meelfabriek van Verschaffel als positief voorbeeld aangehaald betreffende omzet, innovatie en concurrentiepositie. Hoewel er óók geklaagd werd over de hoogte der dividenduitkeringen aan haar commissarissen.

Een heel aardige vermelding in het Leeuwarder Nieuwsblad van 2 november 1929, rubriek ‘Gevonden Voorwerpen' illustreert dat het meel van Verschaffel ook buiten de regio aftrek vond, want hoe is het anders te verklaren dat er tien zakken meel uit Sas van Gent in Leeuwarden op het politiebureau als ‘gevonden' terecht kwamen?

Op 1 mei 1917 werd Victor Verschaffel samen met zijn neef Charles Pauwels gekozen tot leden van de zojuist nieuw opgerichte Kamer van Koophandel. Hetzelfde jaar behoorde Victor Verschaffel samen met z'n aangetrouwde familieleden: burgemeester Peetje Wauters en diens broer bierbrouwer Fernand Wauters, als enigen te Sas van Gent, tot de 155 personen die voorkomen op de (belasting)lijst van ‘Hoogstaangeslagenen van Zeeland'. Overigens stond Fernand Wauters al sinds 1912 op deze lijst genoemd en Peetje Wauters sinds 1913.
In 1936 trad Victor terug als directeur, werd hierbij onderscheiden tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau en zou in Brussel gaan wonen, alwaar hij op 83-jarige leeftijd stierf. Zijn plaats in de directie van de meelfabriek ‘NV Walzenmolen' werd ingenomen door Dominicus' achterkleinzoon Drs. Hubert Verschaffel, zoon van Richard.
 
Hubert studeerde te Leuven, Amsterdam en Antwerpen. Hij was getrouwd met Marie Antoinette Ingels. Zij kregen drie kinderen, waaronder twee zoons. Het gezin woonde sinds 1943 in het Vlaamse Bouchaute [Boekhoute]. Hubert was óók voorzitter van de kring van Werkgevers in de Zeeuwse kanaalzone, zat in allerlei besturen en was een groot voorstander van Europese samenwerking. Voor al zijn inzet en verdienste werd Hubert in 1957 onderscheiden met een 'lintje' ofwel Ridder in de Orde van Oranje Nassau.


In 1984 werd Hubert, bij zijn afscheid als voorzitter van de Werkgeverskring, benoemd tot Ereburger van Sas van Gent.
Bij de dood van zijn vrouw Marie Antoinette op donderdag 2 mei 1985, woonden zij op kasteel 'Ter Leyen' in Boekhoute. Ook hun kinderen en zes kleinkinderen hadden domicilie gekozen in België.
 


In 1988 werd de fabriek overgenomen door de firma Wessanen. In de zomer van 1992 werd de NV Walzenmolen samen met drie andere meelfabrieken overgenomen door concurrent MENEBA (Meelfabriek der Nederlandse Bakkerijen). De fabriek werd gesloten en - ondanks felle protesten - in 1995 gesloopt, om plaats te maken voor een supermarkt. De inventaris werd verkocht aan een Turkse biscuitfabrikant. Anno 2012 bestaat er nog altijd een ‘meelfabriek Walsenmolen Sas van Gent BV' aan de Brielselaan te Rotterdam.

Hiermee eindigt het verhaal over de Vlaamse familie Verschaffel uit Sas van Gent. Na anderhalve eeuw wonen de nazaten, in mannelijke lijn, weer in België. De meelfabriek is uit Sas verdwenen, maar de restanten van het allereerste stoommeelfabriekje annex korenmolen vormen een blijvende herinnering.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vermeldt de restanten van de Bolwerk korenmolen aldus: "Op het voormalig bolwerk Generaliteit hoog gelegen stenen achtkante molenromp, daterend uit het tweede kwart (sic) van de 19e eeuw. De gepleisterde stenen achtkante molenromp zonder kap en wieken, is gebouwd op de stenen voet van een houten voorganger; aan de bovenzijde bevindt zich een muizetandfries. Het maalwerk van de voormalige korenmolen is nog in de romp aanwezig.
Onder de molen is een uitloper van een 17e eeuws gangenstelsel aangetroffen. De molenromp is van cultuurhistorisch monumentaal belang vanwege de zeldzaamheid van de gemetselde achtkant, het nog aanwezig zijn van het maalwerk, als ook de situering op het bolwerk". Inmiddels gaan er stemmen op om de molen in oude glorie te herstellen.


Zoals duidelijk geworden zal zijn, is de familie VERSCHAFFEL via huwelijk gerelateerd aan andere Sasse fabrikantenfamilies, zoals: PAUWELS en WAUTERS beiden van de Brouwerijen en JACOBS van de Spiegelglas- en Fosfaatfabriek.


Bronnen: H
eemkundigekring Sas van Gent /verhalen ; Wikipedia ; website Sas van Gent / historie ; Zeeuws Archief, Stadsarchief Rotterdam, CBG, Koninklijke Bibliotheek - Historische kranten, Stad en Dorp in oude ansichten, uitgeverij Europese Bibliotheek - 'Nederlands industrieel erfgoed in beeld' (auteur M. Overbeek); Database van verdwenen molens ; 
Conam.info / artikelen-van-leden / de Z-203