Generatie 6 ( oudouders )

32. Joann Heinrich (Joannes Henricus) [Heinrich] Weilers, geb. Bocholt, Pruissen 2 mei 1812, ged. Bocholt, in de RK Pastorie 3 mei 1812, Mr. Smid en Kagchelmaker, slotenmaker, † Amsterdam 28 dec. 1866, tr. Amsterdam 18 nov. 1835
33. Maria Cornelia (Florentine) Beuming, ged. Haarlem, in de RK statie ’de Vier Heemskinderen’ 2 febr. 1806, ’dienstbaar’, † Amsterdam 8 jan. 1879.

Joann wordt geboren in Bocholt, waar zijn vader schoenmaker en lompenhandelaar was. Zijn moeder overlijdt als hij 7 jaar oud is, in het kraambed. Zijn vader hertrouwt en er wordt nog een zusje geboren. Wanneer hij precies naar Amsterdam vertrekt is niet duidelijk, 't zal ongeveer rond zijn 20e geweest zijn.

Op 3 november 1835 wordt hij voorgedragen voor de Nationale Militie Provincie Noord-Holland. Dat wil zeggen dat hij toen al de Nederlandse Nationaliteit had of deze aangevraagd had. Op dit certificaat vinden we zijn handtekening en zijn signalement: Lengte: 1 El. 6 Pm. 3 Dm., Aangezigt: ovaal, Voorhoofd: breed, Oogen: blaauw, Neus: ombouw, Mond: dun, Kin: rond, Haar: bruin, Wenkbraauwen: donker.

Of hij ook zijn dienstplicht vervuld heeft, is niet duidelijk, want er wordt gesproken "dat hij in afwachting is van Z.M. besluit ten zijnen opzigte kan gehouden worden tot heden aan deszelfs verpligtingen te hebben voldaan". Bij zijn ondertrouw met Maria woont hij in de Nes nr. 8.

Maria wordt geboren als 4e kind van de vijf, in Haarlem. Haar vader was daar meester-kleermaker, hij overlijdt in 's Hertogenbosch als ze 17 jaar is. Het gezin woonde daar ook. Daarna gaat zij samen met haar moeder als enige van de kinderen in Amsterdam wonen en vindt er werk als ‘dienstbaar'. Ze woont bij haar ondertrouw in de Vijzelstraat nr.8, haar moeder aan de Lauriergracht.

Na hun huwelijk wonen ze één jaar in de Nes, daarna verhuizen ze naar de Vijzelstraat nr. 3, alwaar hun dochter geboren wordt. Daarna verhuizen ze naar de Vijzelstraat 119 [zie foto], gesitueerd tussen Keizersgracht en Prinsengracht, alwaar drie zoons het levenslicht zien [het pand is afgebroken, in de nieuwbouw zit AH, het identieke buurhuis staat er nog wel]. Bij de geboorte van de jongste zoon, wonen ze aan de Rustenburgerstraat 46.

Hij weet z'n eigen smederij op te bouwen in een pand aan de Vijzelstraat 562, bij de Reguliersdwarsstraat en leert 't vak aan zoons Hendrik en Frans.

In 1862 wordt oudste zoon Hendrik mede firmant en wordt het pand gemoderniseert, zo vertellen ons de bouwtekeningen uit het archief ons. Uiteraard krijgt de pui een stalen constructie. 

Joan overlijdt er vier jaar later na een langdurig en smartelijk lijden op de 28e ‘des namiddags ten halfelf'. De overlijdensaangifte op 29 december 1866 wordt gedaan door zoon Hendrik en Nicolaas Etman, onderwijzer en bekende van overledene. De oudste twee kinderen zijn dan het huis al uit en getrouwd.

Moeder Maria plaatst een overlijdensadvertentie waarin zij meedeelt dat de Affaire door haar beide zoons zal worden voortgezet, deze advertentie zal beslist door anderen zijn opgesteld, want Maria kon zelf niet schrijven "dit nooit geleerd hebbende". Zij trekt dan in bij Hendrik in de Vijzelstraat 88 en na vier jaar 'woont' ze aan de Nieuwe Keizersgracht 94, in ‘t Gebouw van Barmhartigheid, alwaar ze negen jaar later ook overlijdt ‘des namiddags ten 12 ure'. Op 10 januari doen aansprekers Antonius Beyer en Johannes Scholten, beiden bekenden van overledene aangifte van haar afsterven.

In 1874 liet Hendrik het bedrijf failliet gaan. Jongere broer Frans was al in 1872 voor zichzelf begonnen als fabrikant in ijzerwaren en woont dan op stand aan de Singel 386, bij den Gasthuismolensteeg.

 

34. Cornelis Donker, geb. Amsterdam 15 mei 1820, hoedenmaker, Fabrikant in Petten, winkelier, † Amsterdam 16 nov. 1872, tr. 2e Amsterdam 23 juni 1858 Cornelia Tulle, geb. Amsterdam 1824, † ald. 26 mei 1873, dr. van Carel Hendrik en Anna Fredrica Wilker; tr. 1e Amsterdam 18 jan. 1843
35. Maria Brinkhorst, geb. Utrecht 21 okt. 1811, naaister, † Amsterdam 17 april 1858.
  

Maria wordt geboren als buitenechtelijke dochter, in Utrecht. Ze komt naar Amsterdam en woont er in de Derk van Hasseltsteeg en is naaister van beroep.

Cornelis wordt geboren als 4e zoon van de vijf, in de Haantjehoeksteeg nr.6. Zijn vader was opperman kattoendrukkersknegt en later behangseldrukker. Hij is, zoals blijkt uit de keuring voor de Nationale Militie, niet recht van lijf en leden en wordt "Finaal vrijgesteld uithoofde van lighaamsgebreken".

Zijn signalement luidt: Lengte: 1 El. 6 Pm. 8 Dm. 2 St., Aangezigt: smal, Voorhoofd: rond, Oogen: blaauw, Neus: groot, Kin: rond, Haar: bruin, Merkbare Teekenen: lidteeken aan den lip.

Op zakelijk gebied is Cornelis echter bepaald niet min. Bij zijn huwelijk met Maria is hij nog hoedenmaker en trekken in bij zijn ouders in de Haantjehoeksteeg. Bij de geboorte van hun eerste kind wonen ze in de Derk van Hasseltsteeg, vervolgens verhuizen ze naar de Korte Koningstraat 5. Op 20 december 1856 gaat hij voor den tijd van 10 jaren en 1 maand, een Commanditaire Vennootschap tot uitoefening van den Handel in het groot aan Winkeliers en volstrekt niet en detail aan, met zijn broer Gerrit. Firma naam ´Gebroeders Donker´.

Het bedrijf loopt prima en een jaar later betrekken ze een mooi pand aan de Kromboomsloot, alwaar het vijfde kind, de 3e dochter geboren wordt. Maria sterft twee jaar later en Cornelis hertrouwt binnen 9 weken met Cornelia Tulle met wie hij nog een dochter krijgt. 

Op 6 augustus 1866 wordt de Vennootschap met zijn broer ontbonden en per 31 December 1866 op den gewone voet voortgezet door Cornelis. Hij raakt zelfs zeer welgesteld als hij de Nationale Militie als klant krijgt. Het gezin woont dan al jaren op de Raamgracht 139.

Dan wordt Cornelis ernstig ziek en maakt zijn testament, waarbij hij o.a. z'n oudste zoon Jan Hendrik als voogd benoemd van de jongere kinderen en als zijn opvolger in de Pettenfabriek.

De pettenfabriek blijft in de familie Donker en breidt uit met ook een paar winkels. Ooit stond er met grote letters, reclame geschilderd op de trams; Petten van Donker. In het telefoonboek van Amsterdam, 1915 treffen we aan M.E.Donker, Fabrikant en magazijn van hoeden en petten, kantoor Onze Lieve Vrouwensteeg 8, met een filialen in de Haarlemmerstraat 5 en in de 1e van Swindenstraat 53.

 

36. Frans Veul, geb. Wervershoof 25 juni 1824, bouwman, kastelein en bakker, † Zwaag 18 april 1864, tr. Wervershoof 14 mei 1847
37. Maartje (Maria) Neefjes, geb. Nibbixwoud 11 dec. 1827, kasteleines, † Zwaag 30 okt. 1869, tr. 2e Zwaag 27 april 1865 Gerardus Hendricus (Hendrik) Oostermeijer, geb. Hoorn 24 maart 1836, broodbakkersknecht, broodbakker, kastelein, † Zwaag 16 jan. 1877, zn. van Gerrit en Antje Haamers.

 


Frans wordt geboren als oudste kind van de vier in Wervershoof, gelegen in de kop van Noord-Holland. Zijn vader is landbouwer van beroep. Hij wordt broodbakker.

 

Maartje wordt geboren als tiende kind op rij, in Nibbixwoud om 11 uur 's ochtends, in de boerderij aan de Zwaagdijk, onder Hauwert, huisnummer 51. Dezelfde avond, om 20.00 uur, overlijdt haar moeder in het kraambed. Haar vader blijft achter met de zeven nog in leven zijnde kinderen, waaronder de pasgeboren Maartje. Er zal beslist een min gevonden zijn, om haar te voeden. De familie was welgesteld. Twee jaar later hertrouwt haar vader en er volgen nog tien (!) kinderen.

Maartje ontsnapte de boerderij door op 19 jarige leeftijd te trouwen met de 22 jarige Frans. Zij trouwden in bijzijn van zijn beide ouders en haar vader en getuigen Dirk Schoutsen, tapper, Jan Pfeiffer, veldwachter. Beide goede vrienden van de bruidegom en wonende alhier. Cornelis Neefjes, landman wonende te Hoog en Laag Zwaagdijk en Klaas Neefjes, broodbakker wonende alhier. Beide broeders van de bruid.

Samen met hem dreef zij een goedlopende herberg annex bakkerij aan 't Keern, bij de driesprong met de Dorpsstraat, te Zwaag [foto]. Zij is de kastelein en Frans de bakker. Samen krijgen ze negen kinderen. Bij het overlijden van Frans [39] is het jongste kind pas 1 jaar oud.

Samen met broodbakkersknecht Hendrik Oostermeijer houdt zij het hoofd boven water. Anderhalf jaar later trouwt ze met hem en krijgt ze nog 3 kinderen. Maartje overlijdt op 41 jarige leeftijd. Hendrik wordt eigenaar van de herberg en neemt de zorg voor de 10 in leven zijnde kinderen op zich. Bij hun huwelijken zijn ze dienstbode, timmerman, boerenknecht, kruidenier, smid en veehoudster.

 

38. Johannes Everardus Keijzer, geb. Amersfoort 7 febr. 1828, kleermaker, † Amsterdam 13 nov. 1889, tr. Utrecht 28 febr. 1855
39. Antje Heiman, geb. IJsselstein 28 sept. 1823, † Amsterdam 14 dec. 1894.

Johannes werd geboren als 6e kind in een rij van zeven. Hij groeide op in Amersfoort. Antje werd eveneens geboren als 6e kind in een rij van negen en groeide op in IJsselstein. Zij vertrok naar Amsterdam en woonde vanaf 8 november 1853 aan de Herengracht, waar zij werkte als ‘dienstbaar'. Ze trouwde hoogzwanger met Johannes in Utrecht. Dit eerste zoontje overleed na een paar weken in Utrecht.

In 1857 verhuisden ze naar Amsterdam, waar hun enige dochter ter wereld kwam. Op 1 december 1858 verhuisde het gezin naar de Utrechtsedwarsstraat te Amsterdam. Vier jaar later werd er nog een zoon geboren. Deze zou later winkelier in appels worden.


 

40. Willem Alberts, geb. Leersum 8 febr. 1850, boerenknecht, arbeider, pakhuisknecht, † Arnhem 20 mei 1922, tr. 2e Arnhem 16 mei 1894 (echtsch. uitgespr. ald. 21 juni 1914) Elisabeth Peijer, geb. Arnhem 1858, dr. van Jacob en Margaretha Meijer; tr. 1e Nijkerk 9 febr. 1876
41. Wijmpje (Wendelina) Ruitenbeek, geb. Nijkerk 5 juli 1855, dienstmeid, † Arnhem 9 juni 1890.

Willem wordt geboren in Leersum, als 4e kind van de acht [waarvan er 2 levenloos geboren werden]. Hij werkt daar vanaf z’n 14e jaar als boerenknecht.

 

Wijmpje wordt geboren in Nijkerk, als 3e kind van de zes. Ze wonen als daggelders gezin niet bepaald comfortabel. Al op jonge leeftijd gaat zij aan ’t werk als dienstmeid. Als ze bijna 20 is leert ze Willem kennen. 

 

 

 

 

 


 

Ze trouwen in Nijkerk en krijgen er ook hun 1e kind. In 1879 verhuizen ze naar Arnhem, waar Willem aan 't werk kan als pakhuisknecht. Hier wordt een levenloos kindje geboren. In 1880 krijgen ze de tweeling Gijsbertus en Jannetje. Er volgen na vier jaar nog twee zoons. Als de jongste 2 jaar is, overlijdt Wijmpje. Ze werd slechts 34 jaar!

Willem blijft achter met de vijf kinderen. Zoon Jan moet in 1897 trouwen. Dochter Jannetje trouwt in 1903 en verhuist naar Nijmegen. Op 20 december 1904 slaat het noodlot opnieuw toe, zoon Gijsbert overlijdt op 24 jarige leeftijd. Jongste zoon Willem trouwt in 1910 en verhuist in 1912 naar Loosdrecht. Gelukkig voor Willem sr. woont Jannetje dan weer in Arnhem, zodat hij twee kinderen in de buurt heeft wonen, tot z'n overlijden op 71 jarige leeftijd.

42. Gerrit Hogenkamp, geb. Drempt (Hummelo en Keppel) 10 dec. 1812, boerenknecht [rond 1861] Arbeider, voerman [rond 1879], † Arnhem 3 okt. 1891, tr. 1e Arnhem 27 sept. 1843 Hermijna Raadman, geb. Arnhem 1790, landbouwster, † Arnhem 19 jan. 1860, dr. van Jan en Gerdina Wenting; zij hertr. Arnhem 27 sept. 1843 Jochem Aarts; tr. 2e Arnhem 10 juli 1861
43. Elsken Hendriks [ook genaamd Modderkolk], geb. Rheden (district Arnhem) 29 maart 1838, dienstmeid, † Arnhem 19 april 1913, tr. 2e Arnhem 10 aug. 1898 Laurens Mulder, geb. Zutphen 1841, Arbeider, Opperman, steenhouwer, † Arnhem 20 juli 1909, zn. van Evert en Willemina Hamaker.

Gerrit wordt geboren in 1813, als 7e kind en nakomertje in een boerenarbeidersgezin in Drempt. Hij scheelt 17 jaar met zijn oudste broer. Op jonge leeftijd werkt hij als boerenknecht. Hij trouwt met de 23 jaar oudere boerendochter Hermijna Raadman, waaruit voor zover bekend geen kinderen geboren worden. Slechts 7 maanden na haar overlijden in 1861, trouwt hij in Arnhem met de 25 jaar jongere Elsken. Blijkbaar erfde hij de boerderij van Hermijna niet, want op zijn huwelijksakte staat hij weer als boerenknecht genoteerd.

 

Elsken wordt geboren in 1838 in Rheden, als 1e kind uit het tweede huwelijk van haar vader, die weduwnaar was en één zoon het huwelijk inbracht. Ze wordt vernoemd naar haar vaders geliefde eerste vrouw, Elsken Ruitenberg. Ze heeft nog twee jongere zusjes. Het is een eenvoudig daghuurders gezin, waar ze in opgroeit. Al jong gaat ze aan ’t werk als dienstmeid.

 

 

 


 

Gerrit en Elsken krijgen vier dochters en twee zoons. Rond 1877, Gerrit is dan 62 jaar oud, werkt hij als voerman.

Zeven jaar na zijn overlijden hertrouwt Elsken met Laurens Mulder. Hij is opperman in de bouw. Hun oudste dochter Gerritdina trouwt in 1887 met een volle neef Hendrik Hendriks (ook genaamd Modderkolk).

 

44. Fredrikus Franciscus Poulisse, geb. Heeze 7 april 1853, klerk, tussen 1886 en 1909 winkelier - lijstenmaker, boekhouder, † Amsterdam 10 mei 1918, tr. Tilburg 10 aug. 1876
45. Johanna Catharina Hubertina de Kort, geb. Tilburg 22 juli 1853, † Amsterdam 12 juni 1925.

Fredrikus wordt geboren in Heeze, als vierde kind in een rij van zes. Voor zover bekend worden alleen hij en zijn oudere broer, die overigens onderwijzer en Hoofd der Openbare School te Ommel-Asten wordt, volwassen. Fredrikus wordt klerk.

Johanna wordt geboren ‘ten acht ure des morgens ten huize in de wijk Heuvel' bij Tilburg, als 3e en jongste kind. Ze trouwen, beiden 23 jaar oud, op donderdag 10 augustus 1876 in Tilburg.

Aangetrokken door de vele mogelijkheden die zich in de zich snel uitbreidende stad Oostende voordoen, vertrekken zij direct na het huwelijk naar deze ‘belle epoque' badstad met wereldfaam. Ze nemen hun intrek in Le Passage, alwaar ze bijna een jaar wonen.

Vlak voor de geboorte van hun eerste zoon, Henricus Joannes Fredericus reizen ze terug naar Tilburg. Vervolgens wonen en werken ze anderhalf jaar in Oostende. Rond de geboorte van ‘t 2e kind wonen ze in Borgerhout, toen nog een voorstad van Antwerpen. Slechts 7 maanden later wordt aldaar het 3e kind, een zoon geboren.
Vanaf 1881 woont het gezin in Amsterdam, in en rond de Albert Cuijpstraat, waar nog vijf kinderen het levenslicht zien en ze samen de Kunsthandel Firma Poulisse de Kort & Co. oprichten. De zaak dreigt eind 1889 failliet te gaan. 
Op 15 januari 1890, bij vonnis van de Arrondissementsrechtban te Amsterdam, derde kamer is het accoord, aangeboden in het faillisement van TT [= FF] Poulisse de Kort, Kunsthandelaar alhier gehomologeerd. De uitbetaling der percenten ten kantore van den Curator op 27 januari 1890.
Z'n laatste levensjaren werkt hij nog als boekhouder. Ze overlijden beide in de Jacob van Campenstraat 64 huis.

46. Carel [Karel] Oomens, geb. Tilburg 15 april 1827, facteur, beambte Staatsspoor, tr. Klundert 21 juli 1864
47. Anna van Heusden, geb. Zevenbergen 31 mei 1841.

 

Carel wordt geboren als 8e kind van de negen, in de wijk Heuvel in het huis aan de Berkdijk 295, bij Tilburg. Zijn jongere broertje wordt slechts 4 maanden oud. Carel wordt facteur en vestigt zich in Hoge en Lage Zwaluwe, aan de Moerdijk nr. 266. Hier worden twee zoons en een dochter geboren. Rond 1870 wonen ze aan de Moerdijk nr. 93.

Begin 1874 krijgt hij ander werk als beambte bij het Staatsspoor. Ze verhuizen naar Tilburg en wonen in de wijk Kerk nr. 468, alwaar nog dochter het levenslicht ziet. Begin juni 1880 wordt hun jongste dochter geboren in Breda. Tussen 1888 en 1902 trouwen vier kinders in Breda.

48. Jean Guillaume [Joannes, Jan Willem] Haagen, geb. Ieper (België) 6 sept. 1822, kleermakersloopjongen, kleermaker, † Amsterdam 4 aug. 1886, tr. Leiden 18 aug. 1852
49. Frederica Hendrika Wiederig, geb. Leiden 28 okt. 1819, † Amsterdam 20 maart 1890. Ook genaamd Wiedering.

Frederika wordt geboren´s avonds ten 8 uren in het huis staande op de Middelstegracht, Wijk 7, no.612 te Leiden. Getuigen bij de geboorte aangifte zijn Abraham Zinkwik, 37 jr. opperman, wonende op de Middelstegracht, Wijk 7 no.613 en Dirk Ju 76 jr. wever, wonende Middelstegracht, Wijk 7,no.614.
 

Jan Willem wordt geboren als 3e kind in het militaire gezin, ingeschreven bij de " l´Etat civil de la ville d´Ypres" als Jean Guillaume. De geboorte akte is opgesteld in het Frans. Vader, Sergeant Majoor Johannes Jacobus [Jean Jacques] ondertekend de akte met Pere J. Haagen. 

Na omzwervingen door de Zuidelijke Nederlanden, woont Jan Willem als 3-jarige in Utrecht. Op z'n vijfde verhuizen ze naar Amsterdam, alwaar hij op zijn dertiende, ná zijn ouders en jongste zusje en broertje opgenomen wordt in het Gemeentelijk Werkhuis. Bij het naderende sterfbed van zijn ouders werden hij en de jongste twee kinderen uit het gezin van vijf, uit voorzorg op 25 maart 1837 opgenomen in het Luthers Diaconieweeshuis. In het Register van Ontslag van het Werkhuis vinden we hun namen met geboortedata. Jean Guillaume wordt dan op z'n Hollands Jan Willem genoemd en de achternaam Hagen, gespeld met één a.

In de Boeken der ‘opgenomen kinderen' van ‘t weeshuis vinden we op die datum; Willem Hagen ruim 14 jaar oud, Jacobus Johannes Hagen 10 en een kwart jaar oud en Henderika Catharina Hagen ruim 12 jaar oud. Willem is dan al kleermakersloopjongen en zal zich later opwerken tot zelfstandig 'kleeremaker'.

Huwelijksakte: Joannus Haagen geb. 26-09-1822 te Iperen, Koninkrijk België, jongeman, 29 jr. wonende Middelstegracht, Leiden met Frederika Hendrika Wiederig geb. 28-10-1819 Leiden, jongedochter, 32 jr.dienstbode.Getuigen bij het huwelijk: Jacob Buis 37 jr wever, wonende op de Middelstegracht, zwager van de bruidegom. Jan Clavant; 38 jr. zonder beroep, wonende Langestraat, goede bekende, Abraham Vrij, 35 jr; wolkammer wonende Galgewater; goede bekende en Arnoldus de Haas; 55 jr. wever; wonende Oranjegracht, goede bekende. 

Jan Willem woont tot aan zijn huwelijk aan de Middelstegracht 612 te Leiden, bij zijn a.s. schoonouders in.
In september 1852 verhuist het jonge stel naar Amsterdam, alwaar ze intrekken bij zijn zus in de Zandstraat. Vervolgens verhuizen ze begin 1853 naar de Oostenburgervoorstraat 24 te Amsterdam, waar ze ruim 25 jaar wonen en waar hun twee zoons en één dochter geboren worden tussen 1853 en 1861. 

 

50. Pieter Pietersze Pruijs, geb. Amsterdam 8 jan. 1824, Korenmoolenaar van ronde moolen ’De Oranjeboom’, † Amsterdam 31 aug. 1869, tr. Amsterdam 9 mei 1851
51. Elisabeth Cornelia (Bets) van Meerten, geb. Amsterdam 28 sept. 1824, † ald. 11 maart 1871.  

 

Naamsverandering! Pieter wordt geboren als oudste zoon in het molenaarsgezin dat woont naast de ronde molen ‘de Oranjeboom’, gelegen aan het Mennonietenpad, buiten de Weeteringbaan te Amsterdam. De molen is afgebroken in 1875 en op deze plaats ligt nu het Museumplein.

Hij volgt zijn vader, Pieter Pruis op als molenaarsknecht van deze korenmolen, nadat hij eerst zeven jaar ingelijfd was bij de Nationale Militie in het 6e Regiment Infanterie en in 1851, behoorlijk uit de Dienst ontslagen werd. Hieruit kennen we zijn signalement; Lengte: 1El. 7 Pm. 5 Dm. 6 St., Aangezigt: rond, Voorhoofd: wijkend, Oogen: blaauw, Mond: i.v, Kin: rond, Haar: bruin.
Elisabeth wordt geboren als een na jongste dochter in het molenaarsgezin dat woont naast de korenmolen ‘de Swaan’, ook gelegen aan het Mennonietenpad en sinds 1793 familiebezit. Zij krijgen voor zover bekend negen kinderen. Waarvan eerst twee tweelingen, drie kindjes komen levenloos ter wereld. Hij neemt het molenaarsschap van zijn vader over, zijn broer Carel is ten tijde van hun huwelijk molenaar van de korenmolen te Nieuwendam.

52. Martinus Leendert van Vught, ged. Amsterdam, RK ’de Papegaai’ 2 okt. 1790, timmermansknecht, timmerman, † Amsterdam 5 maart 1872, tr. Amsterdam 5 mei 1824
53. Maria Margaretha Vermeij, ged. Amsterdam, RK ’de Pool’ 10 sept. 1801, † Amsterdam 29 mei 1893.



[Ets: Staalstraat 6-20 v.a. Groenburgwal brug nr.227]

 

Martinus wordt geboren in de Staalstraat 10 te Amsterdam en woont ten tijde van z'n ondertrouw in de Halvermaansteeg. Hij heeft twee oudere broers Franciscus en Hendrik, één zus Geertrui en een jongere broer Anthonius. De oudste werd in Antwerpen geboren, de tweede in Tilburg. De anderen worden allen door pastor Leonardus Kuijtenbrouwer gedoopt in de R.K. schuilkerk ‘de Papegaai', gelegen achter een huis in de Kalverstraat 58, met als gevelsteen een papegaai.


De RK schuilkerk ‘de Papegaai' dateert uit de tijd dat rooms katholieke kerken niet openlijk waren toegestaan. De schuilkerk was en is nog steeds alleen bereikbaar via een donkere toegang.

Vreemd is dat, volgens het uittreksel van de Land-Militie van het jaar 1814, Martinus op 20 december 1813 tijdens de loting no. 3036 heeft getrokken en bij besluit van "den militieraad voor den dienst is vrijgesteld, uit hoofde van eenige zoon". Terwijl broer Hendrik in 1806 trouwt te Amsterdam en broer Franciscus pas in 1819 trouwt in Loon op Zand... Volgens dezelfde akte is hij timmermansknecht. Bij zijn huwelijk is hij timmerman.

Martinus en Maria krijgen tussen 1825 en 1842, eerst drie dochters gevolgd door twee zoons. Het gezin woont tussen 1845 en oktober 1869 aan de Groenburgwal 57 te Amsterdam. Rond 1877 woont Maria in de Wolvenstraat 27. In 1883 krijgt Maria een huisje op het Begijnhof 14, alwaar zij ook komt te overlijden.  

 

54. Klaas Sikkes, geb. Amsterdam 11 febr. 1811, ged. Alkmaar, Doopsgezind 1823, zeepziedersknecht, kuipersknecht, kuiper, † Amsterdam 31 jan. 1874, tr. Weesp 5 dec. 1835
55. Gertrudis [Geertrui] Verhoeven, geb. Ankeveen, gem. Weesperkaspel 13 jan. 1808, ged. Ankeveen 17 jan. 1808, dienstbaar, † Amsterdam 8 okt. 1892 
 

Klaas wordt binnen de gemeente van Alkmaar opgeroepen voor de Nationale Militie en bij loting viel hem nummer 134 ten deel, hetwelk hem 'tot geene dienst heeft verpligt'.

Het gezin van Geertrui en Klaas woont tot begin 1840 in Weesp, alwaar Geertrui als dienstbaar [dienstbode] wat bij verdient en Klaas werkt als kuipersknecht. Ze krijgen er drie kinderen, allen RK gedoopt. Dan trekken ze naar Amsterdam, waar ze tot hoge leeftijd hun leven doorbrengen in de Slijkstraat 10, de jongste vier kinders zien hier het levenslicht en Klaas heeft er werk als volwaardig kuiper.

Klaas heeft zich bekeert tot de RK godsdienst en het gezin kerkt in de RK kerk ‘de Krijtberg' aan de Singel, alwaar ook de vier in Amsterdam geboren kinderen gedoopt worden.

Het smalle Slijkstraatje ligt tussen de Oudezijds Achterburgwal en de Kloveniersburgwal. In oktober 1874 wordt er bij hun huis een verdieping tussen gebouwd, zoals toen vanwege de woningnood vaker gebeurde. Het dak werd hiervoor in z'n geheel opgetild en later terug gezet. Rond 1965 werden deze huizen afgebroken en vervangen door nieuwbouw.

Klaas overlijdt thuis ruim een half jaar eerder, op 31 'Januarij des voormiddags ten één ure', op 62 jarige leeftijd. Hij moet al minstens een week onder ‘de groene zoden' liggen als er officieel bij de gemeente aangifte van zijn sterven wordt gedaan door twee bekenden.

Geertrui belandt als weduwe op hogere leeftijd in het RK Sint Jacobsgesticht voor oude mannen en vrouwen, gelegen aan de Plantage Middenlaan 52. Ze overlijdt hier op de zeker toen, hoge leeftijd van 84 jaar ‘op Zaturdag Acht dezer [oktober 1892] des voormiddags ten elf ure'. Aangifte van haar overlijden wordt gedaan op maandag 10 oktober door twee bekenden, ook wonende in het ‘gesticht'.

 

56. Simon van Weereld (van Wereld), geb. Oosterhout 12 maart 1816, Kannonier bij de Artillerie, werkman, 1852 - sjouwer, † Amsterdam 21 mei 1863, tr. 1e (ondertr. Antwerpen) omstr. 1840 Cornelia van de Klundert; tr. 2e Amsterdam 23 jan. 1856
57. Alida Harmina Bom, geb. Amsterdam 24 sept. 1824, dienstbode, werkster (analfabeet), † Amsterdam 3 april 1891.

 

Naamsverandering! Simon wordt geboren als 2e kind van de drie in Oosterhout. Tijdens zijn dienstplicht is hij gelegerd in o.a. Deventer en is kannonier bij de Artillerie. Simon werd ingeschreven voor de Nationale Militie met Trekkings Nummer 34. Hij is ingelijfd geworden bij het Bataljon Artillerie Trunsp. Teneinde den tijd van drie Jaren hebbende gediend, behoorlijk uit de dienst is ontslagen. Gegeven te ´s Hertogenbosch, den 13 November 1855.

 

Hierna, hij is dan al 39 jaar oud, vestigt hij zich in Amsterdam en verdient de kost als werkman. Hij woont dan op Wittenburg 539. Hier trouwt hij met Alida, geboren en getogen Amsterdamse. Bij het huwelijk erkenning van een kind.
In 1858 gaan verhuizen ze naar de Anjeliersgracht 557, gelegen in de Jordaan. Hier worden nog twee zoons en een dochter geboren. Die allen de achternaam van Wereld krijgen. Een maand na de geboorte van de jongste overlijdt Simon, krap twee jaar later sterft ook dit jongetje. Alida blijft als weduwe achter met drie jonge kinderen.

58. Johann Stephan [Stephan] Timmer, geb. Westerloh (Duitsland) 22 febr. 1830, ged. Delbrück 23 febr. 1830, Heuerlinge bei Böltner in Westerloh (huurling, landarbeider, boerenknecht), † Westerloh ná 26 jan. 1893, tr. Westerloh 27 juni 1857
59. Angela Maria [Franzisca] Bade, geb. Ostenland, Duitsland 16 april 1833, ged. Delbrück 17 april 1833, "Heuerlinge bei Bewermeyer in Ostenland", † Westerloh, Haus No.97 3 febr. 1892, begr. Westerloh 7 febr. 1892.

Johann wordt geboren als 1e kind van de drie, in de boerenarbeiderswoning behorende bij de ‘Schulte bij Westerloh. Zijn ouders zijn "Heuerlinge", letterlijk vertaald huurlingen, maar in de praktijk bleken zij horigen te zijn. Als kind van ongeveer zes verhuist het gezin van ‘eigenaar' en dus van boerderij. Ze komen ‘in dienst' van Kolonist / boer Böltner.

Franzisca wordt geboren als "Heuerling" op de boerderij van Bewermeyer in Ostenland, 's avonds om 10 uur. Bij haar doop de volgende dag in de parochie van Delbrück, krijgt ze de namen Angela Maria.

Johann en Franzisca wonen en werken na hun huwelijk beiden als "Heuerlinge" bij Colon. Böltner in Westerloh en krijgen samen acht kinderen, die direct na hun doop ook als huurlingen te boek staan. Slechts vier werden volwassen.

60. Gerrit Hendrik Bouweriks, geb. Amsterdam 29 jan. 1827, pakkistenmaker, kuiper, milicien, † Amsterdam 5 sept. 1900, tr. 2e Amsterdam 2 juni 1875 Dorothea Oormans, geb. Utrecht 15 jan. 1824, werkster, † Amsterdam 17 april 1894, dr. van Cornelis Leonardus en Cornelia van den Hoorn en wed. van Hermanus Petrus Scholts; tr. 1e Amsterdam 19 juni 1850
61. Maria Elisabeth Kaaijmoolen, geb. Amsterdam 4 febr. 1829, werkster, dienstbode, † Amsterdam 24 jan. 1875.

Gerrit wordt geboren als 3e kind van de vijf, in de Boeresteeg 2. De drie eerstgeboren kinderen worden bij het huwelijk erkend. Zijn vader was visverkoper en kruijer, en verdiende daarmee zo weinig dat ‘t gezin in aanmerking komt voor de zgn. "Huiszittenhuizen" (armenzorg voor hen die in een eigen (huur)woning woonden). Ze ontvingen vanaf 1830 tot en met 1839 bedeling in de vorm van turf. Deze 9 jaar zat zijn vader in dienst, zo lezen we in het ‘Bedelingsboek'.

Gerrit wordt ingeschreven bij de Nationale Militie, Provincie Noord-Holland met trekkingsnommer 3006 en is ingelijfd geworden bij het 2e Regiment Infanterie. Op het certificaat staat zijn signalement en de notitie dat Gerrit heeft verklaard, niet te kunnen lezen.

Lengte: 1 El. 7 Pm. 5 St., Aangezigt: ovaal, Voorhoofd: glad, Oogen: bruijn, Neus: spits, Mond: hard, Kin: rond, Haar: bruin.

Naamsverandering! Maria wordt geboren als 3e kind van de vijf in de Boerensteeg 1. Haar ouders zijn krap drie weken voor haar geboorte getrouwd, er was al een ouder broertje en een overleden kindje geboren. Als Maria 5 jaar is, overlijdt haar vader, wiens achternaam als volgt geschreven werd; Kaaimoolen. Na het overlijden van haar moeder komt Maria, dan 16 jaar oud, in het Diaconie Weeshuis der Nederduitsche Hervormde Gemeente terecht. Net als haar moeder wordt zij werkster.

Ze krijgt verkering met Gerrit en in 1848 heeft het stel al trouwplannen, er zijn echter nogal wat ambtelijke obstakels te overwinnen. Zij dient, aangezien nog minderjarig, naast de gebruikelijke geboorteakte, en overlijdensakten van haar ouders, ook die van haar grootouders te overleggen. Aangezien haar opa Mijndert de Bruijn verdween in 1813 was er een "regterlicke uitspraak nodig m.b.t. het onvermogen van Maria om gegevens t.a.v. haar opa aan te leveren voor haar voorgenomen huwelijk. Behalve dat is Maria Elisabeth ook nog onvermogend "tot het betalen van een Som van Zes gulden, achtenvijftig Centen zijnde het bedrag der kosten voor Acte en Schrifturen". Waarvoor ze kwijtschelding moet aanvragen. Dan is er een notariële verklaring waarin de voogden van de Diaconie toestemming verlenen tot haar voorgenomen huwelijk noodzakelijk. Pas op 31 mei 1850 is alles rond en gaan ze in ondertrouw.

Gerrit en Maria wonen en werken in de Korte Niezel nr. 12 [zie foto rechts boven], gelegen tussen Zeedijk en Oudezijds Voorburgwal te Amsterdam. Ze krijgen twaalf kinderen [9 jongens en 3 meisjes].

Rond 1854 verhuist het gezin naar de Hoogkamerdwarsgang 57, alwaar 't derde zoontje, slechts één jaar oud overlijdt. Kort daarna wordt opnieuw een jongetje geboren, hij krijgt dezelfde naam als z'n eerder overleden broertje. Hij wordt krap acht weken oud. Dan wordt er een tweeling geboren, een meisje en een jongen. Hij wordt slechts 7 maanden oud.

Na de geboorte van een gezonde zoon en dochter, verhuizen ze rond 1860 naar ‘t Hekelveld 25, gelegen bij de Nieuwezijds Achterburgwal, die werd gedempt in 1866. Hier wordt nog een zoontje geboren dat na twee dagen overlijdt. Korte tijd daarna verhuizen ze naar de Achterhasselaarsteeg 99 [zie foto], alwaar nog drie gezonde kinderen ter wereld komen.

Als de jongste 7 jaar oud is, overlijdt Maria. Vier maanden later hertrouwt Gerrit met weduwe Dorothea Oormans.

 

62. Gerrit Christiaan Oostendorp, geb. Amsterdam 21 febr. 1813, kuijper, kuipersknecht, † Amsterdam 3 aug. 1906, tr. Amsterdam 21 juli 1841
63. Johanna Hendrika Stoekart, geb. Amsterdam 14 okt. 1819, dekenstikster, † Amsterdam 21 febr. 1913.

Vanaf hun huwelijk wonen ze aan de Oude Burgachterdwarswal nr.1, alwaar acht kinderen geboren worden. Twee meisjes sterven als peuter.

Het gezin kreeg steun tussen 1849 en 1855, waarna zij onder de Diaconie vielen.

 Naamsverandering! Johanna wordt geboren als 7e kind en enige dochter te Amsterdam. Haar vaders achternaam werd zonder -c geschreven; Stoekart.

Ze trouwt met Gerrit en krijgen samen acht kinderen, waarvan één zoon zichtbaar gehandicapt blijkt. 
In het Nieuws van de Dag van 5 juli 1901 treffen we dit artikeltje over het aanstaande 60-jarig huwelijksfeest "van dit paar brave oudjes, wonende in de Anjeliersstraat 109 boven".



In de zomer van 1907 trekt Johanna, dan al 88 jaar oud en zojuist weduwe geworden, in bij haar dochter Johanna, zelf ook weduwe in de Anjeliersstraat 108 huis.
 

Zij is stokdoof, maakt gebruik van zo’n ouderwtse hoorn en heeft een klein hondje, waar ze gek op is. Van haar kleine uitkering koopt ze regelmatig een onsje worst, dat stiekum aan ‘t hondje opgevoerd wordt. Uiteraard hoort iedereen het knisperen van de papieren verpakking, alleen zij niet. Dit leverde natuurlijk de nodige hilariteit op! Zij overleed 93 jaar oud in de Westerstraat 201.

 


 

Terug naar Generatie 5

Generatie 7