De grootste Friese landschapschilder uit de Gouden Eeuw

In de familie tak Alberts treffen we onder de verre voorouders van Wijmpje Ruitenbeek [echtgenote van Willem Alberts], de schilder Jacobus Sibrandi Mancadan. Hij wordt in de kunstliteratuur beschouwd als de grootste Friese landschapschilder uit de Gouden eeuw.

 

Jacob werd geboren omstreeks 1602 te Minnertsga [zie foto] in Friesland, als zoon van glazenier, dorpsrechter, ontvanger, notaris en postulant voor het gerecht van Barradeel, Sybrant Augustinii en Neelcke Jacobs. Hij had een broer die chirurg was te Kollum en vier zusjes.

Men vermoedt dat Jacob als 24-jarige elders dan in Friesland z'n schildersopleiding kreeg en waarschijnlijk gereisd heeft. Hij trouwde, ongeveer 32 jaar oud, op donderdag 8 juni 1634 in Stiens, Friesland met de 23 jarige Elske Mathys Iserman, ook genaamd Siderius. Haar halfbroer was daar predikant.


In dezelfde periode werd er slechts enkele kilometers daarvandaan een ander schildershuwelijk gesloten, namelijk dat van Rembrandt van Rijn met Saskia van Uylenburgh. De familie van Elske en Saskia kenden elkaar en met enige fantasie kun je je voorstellen dat zij op elkaars huwelijken aanwezig waren.

Op 30 december 1634 wordt Jacob ingeschreven als burger van Franeker, met alleen de vermelding ´geboortig van Minnertsga´. Op 13 maart 1635 koopt hij als Jacobus Sibrandi een huis te Franeker en wordt dan voor ´t eerst Meester Schilder genoemd. Op 10 augustus van datzelfde jaar wordt hun eerste kindje Ebeltje geboren in Oosterwierum, slechts drie weken later dragen ze haar ten grave in Minnertsga. Ruim een jaar later komt hun zoon Sybrand ook nog in Oosterwierum ter wereld. Het ging Jacobus voor de wind en op 1 september 1637 koopt hij een nieuw huis aan de Dongjumer pijp voor 815 goudgulders en 7 stuivers. Tussen 1637 en 1640 was hij ook burgemeester van Franeker. In 1638 woont het gezin op Het Noord te Franeker, alwaar opnieuw een dochter Ebel het levenslicht ziet. In 1640 wonen zij aan de Herengracht [huidige huisnummer 20]

Zijn inkomsten verkrijgt hij vooral uit de onroerend goedhandel. Zo verkoopt hij op 27 september 1644 ‘een hovinge ten oosten van het Mennonite Vermaenhuys'. In de akte wordt hij genoemd als oud burgemeester van Franeker en inwoner van Leeuwarden. In hetzelfde jaar koopt hij te Bergum een boerderij met bouwland ter grootte van ruim 30 ha. voor 5.740 Goudgulders en een deel van een boerderij genaamd ‘Voorwerk' tussen Siegerswolde en Bakkeveen. Verder had hij grote belangen in de turfafgravingen bij Bakkeveen. Zijn vermogen stelde hem in staat onbekommerd het beroep van kunstschilder uit te oefenen.

Op 13 februari 1645 wordt Jacob Burger van Leeuwarden, hij betaalde hiervoor 6 Goudgulders. Op 12 april 1645 koopt hij 't Huys bij de Doele' en op 1 maart 1647 het huis Doelenstraat [huidige nr. 8] voor 2300 Goudgulders plus 15 schuiten turf en een ‘schilderi van des copers eigen hant', verkopende partij is Samuel Wybes [Sickma]. Het gezin heeft hier jaren gewoond en het huis bleef tot 1713 in bezit van de familie.
Johannes Mancadan, kleinzoon van Jacob verkocht het pand toen voor 1225 Goudgulders aan Anthonius Coulon, sindsdien bekend als Coulonhuis. Overigens heeft deze het stevig verbouwd en verspijkerd naar de mode van die tijd.

 

In 1648 en 1650 koopt Jacob naast hun huis nog twee ‘kamers' [eenkamerwoningen] aan de hoek Groeneweg van respectievelijk S. Wijbes en S.W. Sickma, die dezelfde blijkt te zijn als die uit 1647.

De boerderij ‘Voorwerk' bij Siegerswoude bewonen zij waarschijnlijk eerst als buitenverblijf. Moeder Elske werd er in 1669 ernstig ziek en werd per wagen naar haar dochter in Beetsterzwaag gebracht, alwaar zij na een ziekbed van drie weken stierf. Blijkbaar trok Jacob na haar heengaan bij z'n dochter Ebel in, want de ‘Voorkant' werd per december verhuurd.

Jacob stierf ongeveer 78 jaar oud ten huize van zijn zoon Sybrand, die toen te Tjerkgaast predikant was. Op 9 oktober wordt hier ´de leed´ [het begrafenismaal] gehouden. Op 12 oktober reisde dochter Ebeltje met het lichaam van haar vader naar Leeuwarden.

Op 14 oktober reisde dezelfde Ebeltje samen met haar neef Johannes, enige zoon van haar broer Sybrandus op een voerkar al hotsend, schommelend en af en toe glijdend over de modderige wegen, met achterop een stevig vastgesjorde doodskist waarin het gebeente van haar moeder Elske. Zij was al in 1669 overleden ten huize van Ebeltje te Beetsterzwaag, aldaar begraven en later herbegraven in Oosterwierum maar nu haar echtgenoot ook overleden was, zou zij aan zijn zijde uiteindelijk rusten op het Oldehoofsterkerkhof.

Dat we dit alles kunnen reconstrueren ligt aan de administratiedrift van Ebeltje. Ondanks verdriet en alle beslommeringen heeft dit haar er niet van weerhouden alle gemaakte kosten tijdens de reizen, het begrafenismaal en het vervoer van haar vaders boedel, nauwgezet te noteren. Zij kende haar ‘liederlijcke' broer en zal haar voorzorgen genomen hebben met het oog op de verdeling van de erfenis. Jacob en zijn vrouw Elske zijn begraven in de Oldehoofsterkerk te Leeuwarden.

Grafschrift:
Anno 1680 den 4e october is in den Heere gerust den eersamen konstryken Iacobus Mancadan in leven old burgemeester der steede Franequer oudt 78 iaeren en leit hier begraven

Jacob is met name bekend geworden om zijn vaak heuvelachtige zonovergoten landschappen waarop herders, rotspartijen, vee en aan Italië herinnerende ruïnes uit de klassieke oudheid voorkomen. Naast deze italianiserende landschappen schilderde hij ook Scandinavische en Nederlandse landschappen.

Typerend voor zijn landschappen is het ontbreken van een duidelijke horizon en een donkere voorgrond met een doorkijk naar een heldere achtergrond. Hij schilderde vooral in bruine, grijze en gele oker tinten met een enkel accent in rood. Qua compositie en kleurgebruik heeft zijn werk grote overeenkomsten met een groep schilders die in het begin van de 17de eeuw in en rond Haarlem werkzaam was. Tot deze groep kunstenaars, die hun landschappen in een beperkt, monochroom kleurpalet schilderden, behoorden o.a. Jan van Goyen [1596-1656] en Salamon van Ruysdael [vòòr 1603-1670]. Aangenomen wordt dat Jacobus Mancadan nooit zelf in Italië en Scandinavië is geweest.

 

Bronnen voor dit artikel zijn Tresoar [Rijksarchief Friesland], DTB boeken, Burgerboeken Leeuwarden M226, p. 205 & M227, p. 51, Klein-Consentboek Folio 159, Hypotheekboek Folio 106. Het Nieuwsblad voor geschiedenis en cultuur; Fryslan, 11e jaargang nr.2, juli 2005 blz. 14 en nr.3, oktober 2005 blz. 17-19, Joop Woudstra]. Webpublicaties van Kees Hoogakker en de Codar lijst van het Fries Museum.

Terug naar BLOGS